Geert van Istendael

In het voorjaar van 1948 verhuist de Vlaamse familie van Istendael van Brussel naar Utrecht, Oog in Al.

Geert van Istendael zal jaren later hét gezicht worden van de Belgische publieke omroep BRT en daarna een gerenommeerd schrijver. ‘België’ en ‘Nederland’ zijn voor hem favoriete onderwerpen.

Hij is één jaar als de familie zijn intrek neemt op de Lessinglaan 98. Eigenlijk is het huis met de garage op nummer 92 iets verderop het oorspronkelijke doel. Maar dominee Lekkerkerker (aangesteld als dominee van de NH-gemeente als opvolger van ds Beerens), die ook net naar Oog in Al verhuist, vraagt aan de familie van Istendael (zonder auto) of ze van huis kunnen ruilen. Lekkerkerker heeft namelijk wel een auto , een gloednieuwe groene Morris Minor en zo kan hij zijn auto in de garage parkeren. En zo geschiedde. Een Belgische rooms-katholiek die zijn huis ruilt met een hervormde Nederlander. Geert: ‘de reputatie van mijn vader bij de omwonende calvinisten kon niet meer stuk’.

Dit is een groene Morris Minor die vast op die van dominee Lekkerkerker lijkt. Dé reden om van huis te wisselen met de familie van Istendael zodat de auto in de garage kan worden geparkeerd op Lessinglaan nummer 92

Mijn vader was een groot vakbondsman, groot katholiek en een dichter

Van Istendael groeit op in een uitgesproken katholiek, internationaal gericht en erudiet milieu.

Vader Albert van Istendael is op dat moment adjunct- algemeen secretaris van het Internationaal Christelijk Vakverbond (ICV). Opgericht in 1920 door Pieter Jozef Serrarens die tot aan 1952  de leiding heeft. Albert van Istendael heeft veel contacten met vooraanstaande politici en bestuurders in binnen- en buitenland. Zo trekt hij regelmatig op met Marga Klompé, minister van maatschappelijk werk, wordt adviseur van Adenauer, bondskanselier van Duitsland en neemt in de jaren ´60 als leek zitting in het Tweede Vaticaans Concilie als adviseur.
In de Utrechtse jaren is het ICV nog vooral europees georiënteerd maar dat zal later onder leiding van Van Istendael ( algemeen secretaris vanaf 1952) enorm veranderen richting mondiaal.
Voordat hij bij het ICV in Utrecht komt werkt vader Van Istendael bij de katholieke vakbond in België. Hij beheerst zijn talen feilloos. Een Belg die zijn talen goed spreekt en afkomstig is uit de RK vakbeweging kan het ICV goed gebruiken. Het ICV was niet in Brussel, Parijs of Geneve gevestigd, zoals je eerder zou verwachten voor een internationale organisatie, maar ‘om een of andere onnaspeurlijke reden’  in Utrecht op Oudenoord 12 in het `Huis van de Arbeid´.

Maar het noorden trekt Geert´s vader totaal niet. Van hem mag een andere kandidaat voorgaan. Maar hij moet naar Utrecht. Eerst voor een proefperiode van 3 maanden. Vrouw en kinderen blijven achter in Brussel in Schaarbeek. Vader Van Istendael hoopt dat er door de woningnood in Nederland geen geschikt huis kan worden gevonden in Utrecht. Dan kan hij rustig in Brussel blijven wonen met zijn gezin. Maar het mocht niet zo zijn. Met pijn in zijn hart neemt hij afscheid van de Belgische vakbond. Hij wil niet ‘verkaaskoppen’ daar in het noorden. Hij spreekt over zijn ´ballingschap´ naar Holland.

Lessinglaan Oog in Al

En dan vindt hij toch ‘een aardig, zonnig huis, een huisje aan de Lessinglaan, Oog in Al’.

Geert van Istendael in ‘Bekentenissen van een reactionair’:
‘Oog in Al dat bestemd was voor de beter gesitueerden(…)Veel modern comfort,althans voor Belgische begrippen anno 1948, in keuken en badkamer; voortuintje, achtertuintje en voor de fietsen een steegje dat langs die achtertuintjes liep. Lekker knus’.

Het gezin gaat deze keer met Albert van Istendael mee. Moeder Paula, oudere broer Frans (6 jaar), zus Els (4 jaar) en de kleine Geert.
Geert in ‘Gesprekken met mijn dode God’: ‘Weldra zullen we de naam van onze wijk uitspreken zoals het hoort: Oowg’nál, de g pijnlijk schrapend’.
Voor zijn  werk moet de vader van Geert vaak op reis. Weken blijft hij dan weg en hij  stuurt overal vandaan brieven en kaartjes naar de Lessinglaan. Hij schrijft: ‘Zoenen…nog vier dagen! Papa’ of ‘De kinderen moeten maar bijzonder flink zijn nu mama alleen is.’

Geert´s moeder en de kinderen nemen veel meer deel aan het dagelijkse leven in Oog in Al dan vader Albert. In de herinnering van Geert is zijn vader maar enkele keren thuis in Utrecht. En ook al was hij in Utrecht dan nog was zijn vader er niet altijd bij op belangrijke momenten. Zo herinnert hij zich dat zijn amandelen waren geknipt en hij in het ziekenhuis lag en dat  zijn vader hem niet is komen opzoeken ook al had hij dit wel beloofd… Achteraf hoort hij dat zijn vader te laat van zijn werk was gekomen en het bezoekuur al ten einde was. De Hollandse portier heeft hem tegen gehouden..
Maar zijn vader kon ook heel erg genieten van de momenten dat hij thuis was bij zijn gezin in Utrecht  en van de gewone dingen zoals het bakken van eierkoeken of een kerststal timmeren van de plankjes van de sigarenkistjes.

Geert leert in deze Utrechtse periode lopen en nog veel belangrijker in zijn ogen: hij leert de taal, Nederlands. Volgens de familie in België spreken de Utrechtse Van Istendaels al heel snel echt Ollands. Ook zijn moeder is verrukt van de taal. Bovenal, bovenal zei zijn moeder ‘praat iedereen, de postbode, de kruidenier, de schillenboer, zóóó mooi Nederlands, iets wat in België zelfs ministers nauwelijks deden’.

Van Istendael: ‘Ik heb in Nederland leren lopen. In Nederland leren praten. En in Nederland leren fietsen’. Hij noemt deze vijf jaar van zijn jeugd ‘beslissende jaren voor de rest van zijn leven’.

Geert gaat naar de rooms-katholieke kleuterschool die vlakbij in een woonhuis gevestigd is (waarschijnlijk aan de Everard Meijsterlaan 18 ), zijn moeder brengt hem. De eerste dag: ‘Een onzegbaar mooie juffrouw Annie wijst een op het bord getekend matroosje aan en alle kinderen, behalve ik, zingen uit volle borst een lied over varen en storm’.
Het is ook op deze kleuterschool dat iedereen hem uitlacht als hij daar op een dag  trots een blauw wit gestreept jasje draagt dat zijn vader helemaal uit Amerika heeft meegebracht. ‘Kaaik es! Haai hep se piama nog an’!

Broer Frans (later hoogleraar fiscaal recht in Leuven) gaat naar de lagere school in de buurt en spreekt veel beter Frans dan de hard zwoegende Hollandse onderwijzer. Geert gaat na de kleuterschool ook nog één jaar naar deze lagere school.

Het salaris van vader verdubbelt in deze periode. En er komt een meisje voor het huishouden op nummer 98.

Meisje gevraagd voor dag en nacht in Belgisch R.K. gezin, UN 25 oktober 1951

Moeder gaat elke dag met Geert wandelen in Park Oog in Al. Ook nemen ze weleens samen de lichtblauwe bus van lijn negen naar het station. Het mooie station van Van Ravesteyn, dat Geert ‘sprookjesachtig mooi’ vindt.

Centraal Station Utrecht HUA 2524

In mei 1951 krijgt Geert nog een broertje, Stefan. Geert herinnert zich: ‘Mijn moeder geeft mijn pas geboren jongste broertje de borst, een melkbleke borst, die ze uit haar jurk opdiept, de kamer is erg warm en zoemt van de zomervliegen’.

Geboren: Stephanus (Stefan) op de Lessinglaan 98, jongste broer van Geert. UN 8 mei 1951

De watersnoodramp in februari 1953 maakt Geert nog mee in Oog in Al. ‘Het regent erg hard. Op de radio meldt het ANP steeds afschrikwekkender dodencijfers uit Brouwershaven, Stavenisse en Goeree-Overflakkee. ‘s Middags komen bestelwagens kleren ophalen voor de slachtoffers van de overstroming. Een lange, strenge mevrouw neemt een doos over van mijn moeder’.

Het Rode Kruis ontvangt zoveel kleding voor de slachtoffers van de watersnoodramp dat de inzameling hiervan wordt stop gezet. UN februari 1953

In 1952 wordt de vader van Geert algemeen secretaris van het ICV en verhuist het werk naar Brussel. De familie keert in 1953 terug naar Brussel. Van Istendael in 1994: ‘We keerden terug naar een donkere Belgische straat, iedereen sprak dialect, mijn moeder was doodongelukkig, en ik moest naar een verre, gevaarlijke school. Vanuit het paradijs was ik met een harde smak op de aarde geland (…) Mijn heimwee naar het zonnige, aardige Utrecht, waar de wereld lief was en in orde, heb ik pas overwonnen omstreeks mijn dertigste en eigenlijk ben ik het nog altijd niet helemaal kwijt’.

de Belg August van Istendael benoemd tot secretaris-generaal van het ICV in 1952, UN 4 juli 1952

En tegen Brands op de VPRO radio zegt Van Istendael over de terugkeer naar België:
Ik weet dat mijn moeder helemaal niet graag naar België verhuisde (…)en ik begreep de kinderen niet op school. Zij scholden me uit voor vuile kaaskop. En als ik pindakaas op mijn brood deed zeiden ze: bah stront. Dat soort dingen’.

Oog in Al mijn jeugdparadijs

Geert van Istendael kijkt terug op zeer gelukkige jaren in Oog in Al. ‘Voorgoed ligt in Oog in Al het paradijs’ zou hij later zeggen. Zijn ‘jeugdparadijs’. Hij heeft daar allerbeste herinneringen aan. ‘Net of het nooit regende. Behalve dan in februari 1953′.

‘De Lessinglaan, de Beethovenlaan, de Dantelaan, een buurt om kunstenaars in te kweken. Zelfs die Everhard Meyster schijnt gedichten geschreven te hebben. Nooit heb ik begrepen waarom mijn utrechtse herinneringen zoveel levendiger zijn, scherper, helderder ingekleurd dan alles wat ik nog weet uit de Belgische tijd die daarop volgde’.

Portret van Geert van Istendael foto Bart Lasuy, MO magazine mei 2013

Later komt hij nog vaak terug naar Nederland. Zo wordt hij bv uitgenodigd door het Vlaams Cultureel Centrum in Amsterdam, voor interviews en bij het verschijnen van een nieuw boek. Hij zit ondermeer in de jury van de Prijs der Nederlandse Letteren in 1992 en 2001. Ook  publiceert hij, naast in vele Belgische  kranten en tijdschriften, ook in de NRC en Vrij Nederland.

En als hij in Utrecht is gaat hij graag langs de plekken uit zijn jeugd en daar hoort zeker de Lessinglaan bij.
Zo ook in 1993:
‘De Lessinglaan is mooi breed, weet ik objectief, op de middenberm staan grote, vaderlijke bomen, nat van de zomerregen. Maar de vlakte vol gevaren die zich hier voor een joch van vijf uitstrekte, is gekrompen tot een gezellige Hollandse laan. Alleen is er,  jammer, veel te veel verkeer’.
‘Ook het steegje dat langs de achtertuintjes liep is er nog. En het ruikt er nog hetzelfde’.

De Lessinglaan. ‘Op de middenberm staan grote vaderlijke bomen’ Foto van J.P. van Alff ca 1975, HUA 824459
Nacht van de Poezie 10 maart 1984 met 25 Nederlandstalige dichters uit België en Nederland waaronder Geert van Istendael. Volkskrant 23 februari 1984.

De dichter komt terug in Utrecht

In 1984 wordt de 37 jarige Geert van Istendael uitgenodigd om voor te lezen tijdens de Nacht van de Poëzie in Muziekcentrum Vredenburg Utrecht. Hij heeft dan net één dichtbundel geschreven. ‘Bomen wijzen niet maar wuiven’.
Als cadeau voor de stad waar ‘hij had leren spreken’ schrijft hij bij deze gelegenheid een nieuw gedicht getiteld: De dichter komt terug in Utrecht. Enkele regels ervan zijn te lezen en te bewonderen in de gerenoveerde theekoepel in park Oog in Al. Hierbij het hele gedicht. De regels die in de theekoepel te zien zijn, zijn vetgedrukt.

 Deze stad,die me mijn taal geleerd heeft,
Compleet met Hollands ejrjs en eejs e oows,
krijgt nu van mij een beetje taal terug.
Utrecht, ze klinkt wat zachter, wat gedempter,
ze herinnert zich nog scherp wat je ooit was.
Je namen: Catherijnesingel, Kromme
Nieuwe Gracht, Biltstraat en Lucasbolwerk,
je sensueel station, het is gesloopt nu,
en bruin en roze de baksteen van je huizen.
Ik reed als uk van vier rond op lijn negen
en keek naar Utrecht dat me woorden gaf:
Kijk, mama, water en het Vreeburg en de Dom.
O, Utrecht van de Lessinglaan, de vriendjes,
die van de katholieke kleuterschool,
Het Kalfje, Vleuten, de Spinozabrug,
hoezeer ze je als provinciestad verachten,
hoe bruut de makelaars je ook verkrachten,
jij bent het baksteenparadijsje van mijn jeugd.
De grachten zijn bij valavond zeer glanzend,
precies zoals ik ze als kleine jongen zag:
de lichte lucht, de werfkelders, de huizen.
In Oog in Al zijn alle zonneschermen
vertrouwd en blij oranje en wit. Thee wordt
gedronken op terrassen, radio’s klinken,
de lanen zijn beschaduwd, kinderen spelen;
Utrecht bestond alleen uit zomerdagen
en nooit, nooit, wist ik van mijn mama, gingen ze voorbij.
Dat ingetogen Utrecht gaf me taal,
leerde me baksteen tegen baksteen zeggen
en gaf me liefde voor wat Holland was
en niet meer is: kanalen, tuintjes, gras
en winderig en wijd en blauw en krom
de lucht van Holland en daarin de Dom.
Het volk was kneuterig, kraaknet, gezellig
en iedereen was lief. Ook dat is weg,
wat dacht je dan. De taal die je me leerde
werd in het zuiden rijk en sterk en vet.
Ik dank je voor dat deftige Hollands, Utrecht,
het komt nu Brabants, wiegend op mijn verzen,
een zoon die terugkeert, weer bij jou terecht.

Detail in de theekoepel in Park Oog in Al van de dichtregel ‘In Oog in Al In Oog in Al zijn alle zonneschermen vertrouwd en blij oranje en wit. Thee wordt gedronken op terrassen, radio’s klinken, de lanen zijn beschaduwd, kinderen spelen; Utrecht bestond alleen uit zomerdagen en nooit, nooit, wist ik van mijn mama, gingen ze voorbij. Dat ingetogen Utrecht gaf me taal, leerde me baksteen tegen baksteen zeggen’ van Geert van Istendael, foto Anna Wits 2018
Handtekening van de schrijver , schrijversinfo.nl

Enkele bekende werken van Van Istendael zijn:

1978: Bomen wijzen niet maar wuiven, eerste dichtbundel
1989: Het Belgisch labyrint, 2011 herziene versie
Over Het Belgisch labyrint: ‘Taalgrens en ruimtelijke wanorde, de industriële glorie van Wallonië en de ellende van Brussel, Verkavelingsvlaams en plat Gents, Philips II en Willem I, zwart en wit, rechts pacifisme en links conservatisme, van Julius Caesar tot Bart De Wever, van Karel de Grote tot Elio Di Rupo; dit alles en nog veel meer vertelt, analyseert, vergelijkt, verklaart, vervloekt Geert van Istendael in dit boek. Hij is daarbij erudiet en grappig, soms keihard, dan weer vertederend, niet vies van krachtige standpunten, maar altijd met grote eerbied voor feiten en, in de mate van het mogelijke, objectiviteit. Wie België bemint, leze dit boek. Wie België haat, leze dit boek. In 1989 verscheen Het Belgisch labyrint voor het eerst. Het werd vrijwel onmiddellijk toegejuicht als een klassieker in onze letteren’- uitgeverij Atlas Contact

Boek het Belgisch Labyrint van Van Istendael. ‘Verplichte kost voor wie België wil leren kennen’ Trouw 6 november1993

1994:  Bekentenissen van een reactionair (essays)
‘Van Istendael verzamelde in deze bundel artikelen die hij tussen 1987 en 1993 in verschillende Belgische en Nederlandse dagbladen en tijdschriften publiceerde. In een eerste deel staan korte beschouwingen over onderwerpen van buitenlandse en binnenlandse politiek – van Bosnië tot onderwijs, openbaar vervoer en milieu – waarbij Vlaanderen vaak het referentiekader is. Een tweede deel bevat reisimpressies over Nederlandse en Belgische steden. Beschouwingen over kunst, vooral poëzie, beslaan het derde deel. Ten slotte wordt de reeks besloten met een kort deel over Vlaanderen en de Nederlandse taal. Een zeer onderhoudende bundel over velerlei actuele onderwerpen met uitgesproken standpunten tegen de vanzelfsprekendheid van gangbare opvattingen en ontwikkelingen (zie de ironische titel)’.
2005:  Mijn Nederland (essays)
‘Mijn Nederland is een boek vol sprankelende miniatuurtjes, geschilderd met het fijnste penseel, zoals alleen een Vlaamse meester dat kan.’ – Geert Mak
‘Zijn liefdesverklaring heeft me in een uitgesproken on-Hollands, zonnig humeur gebracht. Vooral door de vrolijke taal die hij bezigt: een wulpse, fraai geciseleerde vorm van Vlaams-barok.’ – Emma Brunt, HP / De Tijd
 ‘Het Nederland waar Van Istendael zich aan vastklampt, schrijft hij letterlijk, is het Nederland
van de jaren vijftig, het regengrijze, deftige, vriendelijke Nederland waarin zelfs de schillenboer een heer was, het Nederland van watersnood en woningnood, ‘een heuse beschaving, zo smal als een grachtenhuis, maar zeker even hoog en even fraai’. – Gerard van Westerloo in ons Erfdeel 2005
2007: Mijn Duitsland (essays)
Over Mijn Duitsland:
‘Geert van Istendael [slaagt] erin om een vuistdik boek lang te boeien en te verfrissen met uitsluitend Duitse onderwerpen. Al dankt het boek dat in even grote mate aan Van Istendaels legendarische observatievermogen en zijn bijzonder knappe en erudiete pen. […] Van Istendael wisselt moeiteloos de pet van de diepgravende journalist voor die van de spitse columnist, de dichter, de politieke analist, de filosoof, de geschiedschrijver, de filoloog, zelfs de musicoloog.’ – De Tijd
‘Zijn stilistische vaardigheden komen vooral tot hun recht wanneer hij zijn bewondering voor een Duits verschijnsel onder woorden brengt.’ – de Volkskrant
2009: Gesprekken met mijn dode god
Geert van Istendael : ‘Mijn vader was een groot vakbondsman. Vanuit Europa bracht hij de christelijke arbeidersbeweging naar Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Mijn vader was een groot katholiek. Hij was een van de eerste leken die toegang kreeg tot het tweede Vaticaanse concilie. En toch wees hij islamieten, boeddhisten en hindoes de weg naar zijn vakbonden. Mijn vader was ook een dichter. Maar hij schoof zijn poëzie bewust opzij. Het onvermoeibare werk voor de armsten en de ellendigsten van de planeet vulde zijn leven. Over deze man moest ik vroeg of laat schrijven. Het werd mijn moeilijkste boek.’
2010: Tot het Nederlandse volk
 ‘Geachte Nederlanders, U vond uw eigen land een lichtend voorbeeld te midden van de duisternis der volken. Nog niet zo heel lang geleden bazuinde Nederland graag rond dat het een gidsland was. Nee, hét gidsland.
Een dergelijke aandrang is ons, Belgen, volkomen vreemd. Wij vinden ons absurde gewriemel op onze lap grond helemaal niet navolgenswaardig. België is een remedie tegen de vaderlandsliefde.
Een pistoolschot heeft het glanzende Nederlandse zelfbeeld lelijk beschadigd. Het rimpelloze, geolied draaiende, redelijke, voorbeeldig georganiseerde Nederland bleek plots een bokkig, knarsend, schokkend zootje ongeregeld te zijn.
Daarom, geachte Nederlander, heeft de Belg misschien iets over u te vertellen.’ – Geert van Istendael
2013: Een geschiedenis van België voor nieuwsgierige kinderen (en hun ouders) samen met Benno Barnard en illustraties van dochter Judith Vanisthendael

Geert van Istendael heeft meerdere literaire prijzen in de wacht gesleept voor zijn werk. Waaronder de Dirk Martens Literatuurprijs 1990 voor ‘Het Belgisch labyrint’, de Geuzenprijs 1995, de Poëzieprijs van Brussel en Vlaams-Brabant 2004 voor ‘Taalmachine’ en ‘Mijn Duitsland’ werd genomineerd voor de Bob den Uyl-prijs 2008.
Van Istendael staat  in de Utrechtse literaire canon op plaats 43 . Een lijst van 100 belangrijke  auteurs die in Utrecht schrijven of schreven. Hier wordt hij als volgt omschreven: ‘Brussels dichter en essayist. Geboren en getogen in Utrecht – tot zijn zesde. Schrijft geregeld over zijn gelukkige jeugdjaren in Oog in Al en is de stad nog steeds dankbaar dat hij hier leerde spreken. Schreef ook een lang Utrecht gedicht’.

Bronnen:
Foto bovenaan: Lessinglaan in 1958 met spelende kinderen,DOW  HUA 43778
Geert van Istendael, Gesprekken met mijn dode god, uitgeverij Atlas, Amsterdam 2009
Geert van Istendael, Bekentenissen van een reactionair, uitgeverij Atlas, Amsterdam 1994
Geert van Istendael, Mijn Nederland, uitgeverij Atlas, Amsterdam 2005
Gesprek met Geert van Istendael VPRO ‘Brands met Boeken’ januari 2011
Wij zijn Dominicanen, St Dominicusschool 1956-2006, van parochieschool naar school van formaat,
Sanne Jeurissen, Muriel Nohlmans, Anna Wits, Jelle van Zelst, Utrecht 2006
Schrijversinfo.nl,  Mats Beek 2018
Het literatuurhuis.nl

Dit vind je vast ook leuk

Een reactie op “Geert van Istendael”

  • Wat een leuk verhaal! Ik ontdekte de dichtregels in 2001. Wij traden toen in de Theekoepel in het huwelijk. Je mocht toen net sinds dat jaar eigen lokatie aandragen bij de gemeente, waar de ambtenaar dan naartoe kwam om je in de echt te verbinden. De toestemming had ik bij de dienst gebouwenbeheer van de gemeente geregeld. ‘Prima hoor, ga de sleutel maar ophalen in de bibliotheek’.
    Eenmaal aanwezig in de Theekoepel zagen we dus het gedicht boven de ramen geschilderd staan. De sfeer in die dichtregels paste precies bij ons gevoel van dat moment: het verwoordde de reden waarom we (pas) in Oog in al waren komen wonen, en we hier ons kind wilden laten opgroeien.
    Ik ben toen ook achter de herkomst van het gedicht aangegaan, en heb van de organisatie van de Nacht van de poëzie de bundel waar het in stond opgestuurd gekregen. De bewuste passage die ook in de koepel staat, heb ik thuis op de muur geschilderd.
    Heel leuk om nu nog zoveel meer over de achtergrond van de dichter en zijn tijd in Oog in Al te lezen, dankjewel!

    Reply

Laat een antwoord achter

Uw emailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *