Een geschiedenisverhaal in drie delen.
Harm Waterborg (19 jaar) is een student geneeskunde. Hij komt eind 1938 met zijn ouders op de Dantelaan 53 wonen. Tijdens de oorlog weigert hij om de loyaliteitsverklaring (1943) voor studenten te ondertekenen, met alle gevolgen van dien. Hij wordt tewerkgesteld in een Berlijn´s ziekenhuis en schrijft meer dan 160 dikke brieven naar de Dantelaan. Omdat deze brieven via via worden verstuurd (waarover in deel 3 meer) kan hij ongecensureerd schrijven. In de brieven verhaalt hij over zijn indrukken van Berlijn tijdens de oorlog, zijn werk in het ziekenhuis, zijn Nederlandse vrienden in Berlijn, de tientallen bombardementen op de stad maar ook over het dagelijkse openbare leven dat voor een groot deel ‘gewoon’ doorgaat tijdens zijn verblijf. Voorjaar 1944 wordt de correspondentie uitgebreid met brieven van en naar Ruth Wijburg, zijn latere vrouw. In juli 1944 weet Harm Berlijn te ontvluchten. Hij komt veilig aan in Utrecht en viert zijn verjaardag op de Dantelaan. Hierna moet hij onderduiken. Hij houdt dan nog een korte tijd een dagboek bij. Brieven, dagboek en een gesprek met Ruth Waterborg-Wijburg (1921) vormen de basis van dit verhaal.
De vader van Harm, Jakob Waterborg, komt oorspronkelijk uit Groningen waar zijn vader een winkel in scheepsbenodigdheden heeft. Jakob gaat daar naar de HBS en vindt een baan bij de PTT. Hier maakt hij carrière en verandert daarom nogal eens van standplaats. Via allerlei omzwervingen: Heerlen (postambtenaar), Rotterdam (directeur PTT), Amsterdam (directeur pakketpost) en weer Rotterdam komt hij uiteindelijk begin jaren’20 in Den Bosch terecht als directeur van de PTT.
Tijdens zijn periode als postambtenaar in Heerlen ontmoet hij Maria Stollman. Haar ouders hebben daar een café restaurant hotel Zur Stadt Aachen en Maria helpt daar een handje mee en brengt regelmatig de post van de gasten naar het postkantoor waar Jakob werkt. Maria is op dat moment verloofd maar wordt verliefd op Jakob en verbreekt haar verloving. De wederzijdse ouders zijn tegen deze relatie van de gereformeerde Jakob met de katholieke Maria. Maria loopt daarom weg van huis en gaat als gouvernante werken in Brussel. Maar ondertussen hebben de verliefden veel contact. In 1908 trouwen Jakob (23) en Maria (24) alsnog in Heerlen. Om dit huwelijk mogelijk te maken wordt Jakob katholiek. En na de bekering van mijn schoonvader tot het katholieke geloof werd hij roomser dan de paus en heeft hij vele mensen ‘’bekeerd’’ aldus zijn latere schoondochter Ruth.
Na 11 jaar huwelijk wordt in 1919 zoon Harm geboren. Hij zal enig kind blijven. Omdat Jakob en Maria die jaren in pensions wonen en geen eigen huis hebben wordt Harm geboren in het ouderlijk huis van Maria te Heerlen. Daarna betrekken ze een eigen huis in Den Bosch en wordt Harm toevertrouwd aan de goede zorgen van een Italiaans dienstmeisje. Pas nu, met de geboorte van een stamhouder, wordt ook het contact met de ouders van Jakob in Groningen hersteld na een jarenlange breuk in verband met de onvrede over Jakob´s huwelijk met een katholieke vrouw en zijn bekering tot het katholieke geloof.
Gedurende zijn loopbaan bij de PTT wordt Jakob zich sterk bewust van de werkomstandigheden van het PTT-personeel. Het is zwaar werk, ze moeten om 3 uur ’s-nachts opstaan en er is weinig rusttijd. Daarnaast laat de beloning te wensen over. Jakob raakt betrokken bij de belangenbehartiging van de PTT-ers en hij besluit om hiervan zijn werk te maken. Hij is al jaren actief in de vakbond en in 1923 wordt hij bezoldigd bestuurder bij de Nederlandse R.K. Bond van Post Telegraaf Telefoonpersoneel, Sint Petrus. Dit is één van de voorlopers van de latere Kabo (en nog weer later AbvaKabo). Waterborg voert regelmatig het woord op landelijke bijeenkomsten van het R.K. Overheidspersoneel tégen salaris kortingen, vóór goede pensioenvoorzieningen en vóór de vrije zaterdagmiddag.
In Den Bosch bereikt hij veel voor zijn achterban, de werknemers bij de PTT maar ook voor de rest van het overheidspersoneel aldaar. Vanaf december 1925 worden alle ambtenaren in een hogere salarisschaal ingedeeld. De provinciale krant is lovend over deze overwinning en schrijft dit voor een groot deel op het conto van Waterborg. Er wordt een groot huldigingscomité opgericht en in 1926 wordt Jakob Waterborg samen met zijn echtgenoote gehuldigd in café-restaurant Lohengrin op de Markt van’s-Hertogenbosch. De Postharmonie speelt een deun, er vallen lovende woorden en tot slot spreekt Waterborg een dankwoord uit. Maria krijgt een tuil witte seringen en houdt nog een cadeau naar wens tegoed. Jakob krijgt een bureau, bureaustoel, bureaulamp en nog een fauteuil met tafeltje als dank. En ook aan de kleine Harm wordt gedacht: voor het zoontje is er een driewieler.
Als Harm 10 jaar oud is verhuist de familie in 1929 naar de Maasstraat in Amsterdam. Harm gaat hier naar de middelbare school van de paters-jezuïten, het streng katholieke St-Ignatiuscollege. De paters bepalen de gang van zaken en vervullen een dominante rol. Harm heeft het hier niet naar zijn zin en wordt ook nog eens gepest.
Hierna verhuist de familie naar Utrecht. Naar Obrechtstraat 27 bis. Ook het kantoor van de vakbond St. Petrus wordt hier gevestigd. Harm gaat naar de HBS op het St Bonifatius Lyceum aan de Kromme Nieuwegracht, de eerste katholieke middelbare school waar meisjes en jongens samen in één klas zitten. Na het behalen van zijn HBS-diploma gaat Harm in 1938 medicijnen studeren aan de Universiteit van Utrecht. Hij wordt lid van de RK-studentenvereniging Veritas, ook op de Kromme Nieuwegracht. Bij Nederlandse katholieke studentenverenigingen is het in die tijd gebruikelijk om een priester als moderator aan te stellen. Pastoor van de Utrechtse Studentenparochie en tevens moderator van Veritas is in die jaren S.Th.Visser. Hij onderhoudt regelmatig contact met de katholieke studenten zo ook met Harm.
Dantelaan
In de nieuwe wijk Oog in Al koopt De Stichting Hypotheekfonds uit Eindhoven in de jaren 30 huizen en grond, onder andere op de Dantelaan. Jakob Waterborg is vertegenwoordiger van de Stichting in Utrecht en laat zelf zijn oog vallen op de Dantelaan 53. Het mooiste en grootste huis met het mooiste uitzicht van de Dantelaan, aldus een advertentie in het UN van november 1938. Een huis met een voor- en achtertuin. Huurprijs is 42 gulden per maand.
De Stichting Hypotheekfonds adverteert met: spaar voor een eigen onbelast huis. Na 10 jaar huur en daarnaast verplicht sparen wordt het huis eigendom van de bewoners. Zo wordt een eigen woning ook bereikbaar voor de lagere inkomensklassen is de gedachte hierachter.
Dit nieuwe deel van de wijk ten noorden van de Everard Meijsterlaan wordt ook wel de Halve Maan genoemd. Advertenties uit die tijd adverteren met: op de Dantelaan schijnt altijd de zon en Ruil het stadslawaai in voor de rust die U goed doet!. Het huis naast de familie Waterborg op nummer 55 is een tijdje een modelwoning voor bezichtiging van het bouwbedrijf Barreveld & Rijksen.
Het kantoor van St. Petrus verhuist mee naar de Dantelaan. Het dienstmeisje neemt de telefoon op met met het kantoor van St. Petrus . Jakob Waterborg is dan al langere tijd algemeen secretaris van de bond. De voorzitter van St. Petrus, de heer van den Broek, komt regelmatig langs in Oog in Al voor overleg.
Het gezin woont naar tevredenheid op de Dantelaan. De ouders, zoon en windhond Blackie, ze hebben een hechte onderlinge band. Het is een beschermde vertrouwde omgeving en er is regelmatig contact met buren, bekenden en vrienden. Harm houdt van piano spelen. Van zijn 6-e tot zijn 10-e volgt hij pianoles. Daarna speelt hij vooral uit zijn hoofd zonder bladmuziek en componeert hij eigen liedjes. Dat heeft hij vast van zijn vader want die componeerde al het bondslied Wilt allen U vereenen en het propagandalied Wij mannen en vrouwen van de PTT voor de vakbond St. Petrus. En ook vader Waterborg houdt van de pianomuziek in huis. Feestjes worden gevierd met een lekker glaasje likeur, jenever of cognac erbij en dan wordt er ook vaak een (eigen gemaakt) lied bij de piano gezongen. Moeder Maria Waterborg is zeer behulpzaam, zorgzaam en verwent man, zoon en visite graag met zelfgebakken koekjes en andere lekkernijen. Ruth noemt haar latere schoonmoeder Een schat van een vrouw, lief en zorgzaam.
In het voorjaar bloeit de Japanse kers uitbundig in de Dantelaan en ’s-zomers bloeien de pioenrozen en anjeliertjes in de achtertuin. Met mooi weer wordt er in het nieuwe Amsterdam-Rijnkanaal gezwommen. Harm schrijft daar later in één van zijn brieven uit Berlijn over: In het nieuwe kanaal heb ik vaak gezwommen, want het loopt een goede tweehonderd meter achter ons huis in de Dantelaan. Wanneer het warm was, gingen we, dat wil zeggen, zo ongeveer de hele buurt, in badpak en badjas naar het kanaal. Meestal lieten we ons dan met een sleep een heel eind meetrekken en met een andere sleep kwamen we dan weer retour. Ik kan je verzekeren dat dat reuze gezellig was.
Ook mag Harm graag het water op gaan met zijn zeilkano. Maar zo schrijft hij later: het was een gammele kast met een enorme lap zeil. Voor de wind ging het prachtig, maar laveren was hopeloos.
Op de Dantelaan heeft Harm boven zijn eigen studie- en zitkamer aan de voorkant van het huis met openslaande deuren. Zijn boekenkast is goed gevuld.
In 1938 is het feest. Ouders Jakob en Maria zijn 30 jaar getrouwd. Als herinnering ontvangen ze een mooi versierde sigarendoos met een portret van het paar op de deksel van de doos én op de sigarenbandjes in de doos. Dit portret wordt later op verzoek van Harm naar Berlijn opgestuurd.
Trudy Tolsma (1936) van de Dantelaan 61, oudste dochter van de familie Tolsma, herinnert zich oom Jaap en tante Mie van nummer 53 nog heel goed. Haar ouders (vader Tolsma is directeur verkoop van Douwe Egberts) en de familie Waterborg komen regelmatig bij elkaar over de vloer op verjaardagen en partijen. Harm loopt als oudere buurjongen mee met de oudste kinderen Tolsma naar tandarts van der Linge op de hoek van de Beethovenlaan en de Chopinstraat omdat moeder Tolsma bij de kleintjes moet blijven. Ook met andere buren is er regelmatig contact; met de familie Stuit van Dantelaan 51 b.v. En vader en moeder Waterborg spelen graag een spelletje bridge met de buren. Ook doen ze mee aan de buurtbridge drives en de grotere bridge drives in de stad. Familie Waterborg valt nog al eens in de prijzen.
Oorlog
Tijdens de oorlog verandert er veel. Zo worden vakbonden verboden of onder toezicht gesteld. Vader Waterborg dreigt te worden gegijzeld. Zijn vakbondswerk gaat ondergronds en hij accepteert tijdens de oorlog een functie achter het loket van het postkantoor in de J.P Coenstraat.
In 1941 wordt de studentenvereniging Veritas, waar Harm lid van is, verboden en het huis van Veritas wordt door de Duitsers in beslag genomen. Het traditionele zomerkamp, de Retraite, gaat nog wel door onder het mom van ‘een religieus kamp’ o.l.v. moderator Visser.
Tijdens de eerste oorlogsjaren kan Harm nog doorstuderen en zo behaalt hij in juli 1942 zijn kandidaats examen geneeskunde. Zijn bul hangt hij trots aan de kastdeur van zijn kamer op de Dantelaan.
En dan wordt in maart 1943 de loyaliteitsverklaring voor studenten ingevoerd door de Duitsers. Dit is een reactie op het toenemende studentenverzet. Als je tekent kan je ´gewoon´ doorstuderen, maar daarmee verklaar je wel dat je het gezag van de Duitsers erkent.
De ondertekening van de loyaliteitsverklaring roept veel verzet op en wordt door slechts 14% van alle studenten in Nederland ondertekend, in Utrecht 12% en van de Veritijnen ondertekent nog geen 6%. Ook Harm weigert te tekenen maar staat daarna voor een enorm dilemma: onderduiken of je aanmelden voor de Arbeidseinsatz. Want omdat hij niet meer studeert wordt hij als werkloos beschouwd en is daarmee verplicht zich te melden voor de Arbeitseinsatz, de gewongen tewerkstelling in Duitsland ter vervanging van Duitse mannen die naar het front zijn gestuurd. Onder grote bedreiging van represailles, ook tegen hun ouders, worden studenten die niet hebben getekend onder druk gezet om zich te melden. Als de zonen zich niet aanmelden worden ook de ouders opgepakt is het dreigement.
Omdat zijn vader al meerdere keren bedreigd is met arrestatie, kiest Harm ervoor niet nog een extra aanleiding te vormen voor een inval op de Dantelaan 53. Hij kiest daarom voor de Arbeidseinsatz en meldt zich vrijwillig aan. Daarmee is hij beslist niet de enige. Er zijn ook andere studenten die zich vrijwillig aanmelden, om uiteenlopende redenen. Hun ouders dringen er op aan. Of de studenten willen hun familie niet in gevaar brengen, omdat hun vader in het verzet zit of omdat hun ouders Joodse onderduikers in huis hebben. Of ze melden zich aan uit angst voor represailles of bij gebrek aan een goed onderduikadres. Dit betekent geenszins dat ze het eens zijn met het Nazi-bewind. Maar de omstandigheden laten op dat moment geen andere keuze.
Naar Berlijn
Harm vertrekt op 2 mei 1943 naar Ommen, hier verzamelen alle studenten die naar Duitsland moeten. Hij komt terecht in kamp Erika. Dit kamp is in oktober 1942 in eerste instantie opgericht voor zwarthandelaren maar later ook voor onderduikers, leden van het verzet en mannen die zijn opgepakt voor de Arbeitseinsatz. In totaal worden zo’n 3800 student-weigeraars door de Duitsers naar Ommen gebracht. Er heerst een streng en bruut regiem door de kapo’s (kamppolitie) of Kontroll-Kommando (Harm: Nederlandse avonturiers en vagebonden) ook al wordt er voor de studenten een uitzondering gemaakt. Zij krijgen een betere behandeling maar Harm noemt de K-K de grootste schoften en sadisten die er bestaan. Als iets hen niet bevalt knallen ze er meteen op los met hun revolver. En er wordt geschopt en geslagen. Voeding schijnt beter te zijn dan voor de komst van de studenten maar Harm noemt het nog steeds varkensvoer. Veel van de studenten uit kamp Erika worden na acht dagen in Ommen naar Duitsland doorgestuurd. Het aantal geneeskunde studenten dat in Duitsland tewerk wordt gesteld wordt geschat op 340. Daar nemen zij de plaats in van Duitse mannen die naar het front zijn gestuurd of om andere redenen zijn vertrokken.
Harm komt in Duitsland allereerst terecht in het Durchgangslager Rehbrücke in Potsdam in Berlijn. Dit is een verdeelstation voor Nederlandse dwangarbeiders. Daarna in de Wittenauer Heilstätte in Berlijn-Wittenau, een ziekenhuis voor psychiatrische patiënten.
In het Durchgangslager Rhebrücke worden de mannen geregistreerd, er wordt een foto gemaakt en ze worden gecontroleerd op ziektes en vlooien en tot slot gekwalificeerd voor werk. Het is er vies en de omstandigheden zijn vernederend. Het kamp wordt bewaakt door een privaat beveilingsbedrijf en niet door de politie of de SS. De studenten noemen het wel een slavenmarkt omdat bedrijven zoals AEG en Siemens hier langskomen en betalen voor het meenemen van arbeidskrachten. Sommige mannen worden al enkele uren na aankomst opgehaald door een werkgever.
Harm verwacht dat hij aan de lopende band of aan een draaibank in een fabriek terecht zal komen. Net zoals een aantal van zijn mede (theologie- rechten- en economie-) studenten uit kamp Ommen. Zij worden tewerkgesteld in de Mauser geweren- en wapenfabrieken in de Triftstrasse in Berlijn en dat betekent 12 uur per dag hard werken en slapen in smerige barakken, het Ausländerlage, op het terrein van de fabriek. Op een vuil miezerig dun stromatrasje, op houten planken in smerige barakken met één waterkraan voor 200 man. Met als privaat een zandhoop.
Op 17 mei krijgt Harm als medisch student een oproep om zich met nog twee andere studenten geneeskunde te melden voor werk bij het stedelijk sanatorium in Hasenheide. Daar aangekomen blijkt dat er maar twee jongens nodig zijn en omdat de andere twee studenten graag bij elkaar willen blijven is Harm weer teruggegaan. Hij krijgt daarna de keus tussen twee ziekenhuizen in Berlijn waar hij aan de slag moet. Het Rudolf-Virchow Ziekenhuis (2000 bedden) of het Städtische Frauenkrankenhaus (sinds 1924) in Berlin-Reinickendorf (100 bedden) aan de Berlinerstrasse 128. Reinickendorf is een voorstad in het noord-westen van Berlijn.
Harm kiest voor het kleine Frauenkrankenhaus omdat hij vermoedt dat hij hier interessanter werk te doen zal krijgen. Deze keuze zou naar omstandigheden goed uitpakken. Hij geniet daar relatief veel vrijheid. Hij kan in Berlijn gaan en staan waar hij wil en via het ziekenhuis krijgt hij redelijk goed te eten. Daarnaast wordt hij veel meer als arts gezien dan als ondergeschikte waardoor hij veel praktijkervaring opdoet. Later schrijft Harm over zijn keuze voor de vrouwenkliniek: Iedereen dacht: daar valt niets te leren. En ziedaar: op het ogenblik zijn alle Nederlandse studenten (in Berlijn) jaloers op mij. Deze goede baan hadden zij kunnen hebben, maar wilden ze niet.(…). De meeste 4e en 5e jaars studenten zijn als gewone verpleger in dienst gesteld en kunnen dan polsjes opmeten en temperatuurtjes meten en sputumglaasjes nakijken, terwijl ik als vol arts ben ingezet, het werk van een arts doe en de verantwoordelijkheid van een arts draag.
Wel blijft hij nog even slapen in het Gemeinschaftslager in Wittenau totdat er een slaapplek vrijkomt in het Frauenkrankenhaus. De omstandigheden in de Heilstätte, een ziekenhuis voor psychiatrische patiënten noemt hij magere weken tussen de gekken en met slecht eten. Later zou blijken dat veel van de psychiatrische patiënten onder de nazi s gedwongen worden gesteriliseerd en later zelfs omgebracht. Maar hiervan heeft Harm op dat moment geen weet.
Vanaf juni 1943 krijgt hij een eigen kamer in het Frauenkrankenhaus met ijskast en kookplaat. Later krijgt hij hier ook een telefoon. Hij kan iedere dag in bad en krijgt redelijk goed te eten. Op 5 juni schrijft Harm zijn eerste brief vanuit Berlijn aan zijn ouders, vrienden, buurtgenoten en kennissen. Hij kan deze en latere brieven typen op één van de schrijfmachines in de spreekkamer. Onderstaand voorbeeld van een brief is van 17 december 1943: het is bijna Kerstmis.
Medische studenten hebben het tijdens hun gedwongen verblijf in Duitsland over het algemeen beter gehad dan studenten van andere studierichtingen, zo zou later uit onderzoek blijken. Dat geldt ook voor Harm. In het Frauenkrankenhaus loopt hij eerst mee met arts directeur dr. Sommerfeld. Als deze wordt opgeroepen voor zijn dienstplicht komt dr. Franz Hermann in zijn plaats. De eerste arts is nationaal-socialist maar geen nazi aldus Harm en Sommerfeld keurt het af dat er Nederlandse studenten worden ingezet, “Zum kotzen ist das alles!”. Het is daarna wennen met dr. Hermann, maar na verloop van tijd kan Harm goed met hem opschieten. Met Dr. Hermann sta ik bijna op zo’n vertrouwelijke voet als indertijd met Dr. Sommerfeld. Samen kunnen we het zaakje wel mannen. Hermann is lid van de NSDAP maar ook katholiek ook al doet hij daar niet veel mee. Al het personeel in het ziekenhuis brengt de Hitler-groet maar Harm hoeft daar niet aan mee te doen. Wat Harm niet weet is dat de Joodse directeur van het Frauenkrankenhaus, Felix Pinkus al in 1933 ontslagen is en in 1939 naar Amerika is geëmigreerd.
Werkzaamheden
In de loop der maanden laat Dr. Hermann steeds meer van zijn taken over aan Harm. Zo loopt Harm de zaalvisites, geeft injecties, doet uitstrijkjes, stelt diagnoses, maakt rapporten op en schrijft recepten uit. Na verloop van tijd voert hij zelfs kleine operaties uit. Ook begeleidt hij bevallingen. Veel van de patiënten zijn prostituees met geslachtsziekten zoals gonorroe en syfilis. Zo doet Harm veel praktische kennis op over geslachtsziekten maar ook van huidziekten. 5 juni 1943: Ik heb een 60-tal patiënten op gonorroe te onderzoeken (…). Wanneer dat klaar is, staat al een rij patiënten te wachten op hun spuit. Er zijn namelijk vrij veel gevallen van syfilis, die behandeld worden met inspuitingen met Neosalvarzan. Dat moet heel voorzichtig in een ader worden ingespoten. Er mag geen druppeltje naast komen, want dan krijgt de patiënt een ernstige ontsteking (…). Als dat klaar is moet er nog een aantal patiënten bloed worden afgetapt, om daarmee serumproeven te nemen (Wassermann-reactie) of om de bezinkingssnelheid van de rode bloedlichaampjes te meten.
Prostituees worden door de Berlijnse politie opgehaald ter controle in het Frauenkrankenhaus op besmettingsgevaar, aldaar behandeld en daarna voorzien van de kaart “gebessert” weer ontslagen.
In augustus, tijdens de vakantie van dr. Hermann, is Harm zelfs waarnemend directeur van het ziekenhuis met op de achtergrond, voor geval van nood, een arts van het Rudolf-Virchow ziekenhuis.
De Duitse taal gaat hem goed af, velen horen niet dat hij eigenlijk geen Duitser is. Steeds vaker staat Harm er als ’arts’ alleen voor. In het laboratorium kan Harm veel ervaring opdoen en er is een uitgebreide studie bibliotheek aanwezig.
In september blikt Harm terug op zijn eerste vier maanden in het ziekenhuis en hij constateert dat hij in vier maanden veel meer praktische kennis heeft opgedaan dan dat hij ooit op de Utrechtse Universiteit had kunnen opdoen. Dat wordt nog wennen straks weer in de collegebanken!
Naast zijn werk in het Frauenkrankenhaus wordt Harm in november 1943 gevraagd door een zekere dr. Erichson om hem te helpen (en later steeds meer volledig te vervangen) in zijn privé-praktijk voor huid- en geslachtsziekten in de Potsdamer Strasse. Meestal is Harm aan het einde van de ochtend wel klaar met zijn werk in het Frauenkrankenhaus en zodoende kan hij op maandag en vrijdag assisteren in deze privé-praktijk. Ook dr. Erichson heeft wel heel andere ´´politieke begrippen en inzichten´´ dan Harm dus daar praat hij niet met hem over. Conversaties blijven puur medisch en daarbij komt er ook wel eens een fles wijn op tafel met een goede sigaar. Steeds vaker staat Harm er alleen voor in deze kliniek. Hij ontvangt daar b.v. op 8 februari 1944 onafgebroken patiënten (118) vanaf twee uur ‘s- middags tot aan half 7 ‘s-avonds.
Naast zijn werk in het ziekenhuis en bij de privé-kliniek van dr. Erichson komen er ook patiënten, buiten patiënten, bij Harm langs voor medische hulp , studenten die hij uit Utrecht kent of andere (tewerkgestelde) Nederlanders in Berlijn bij de Mauser Werke b.v. Deze helpt hij waar hij kan en hij ziet dat als een vriendendienst. Hij schrijft recepten uit op het recepten papier van het ziekenhuis bij pijn en ongemak. Als kop op de recepten staat gedrukt: Dr. med. H. Waterborg.
1 augustus 1943: Juist een telefoontje van mijn vriend de badmeester gehad. Of ik vanavond nog even over wou komen, want hij zat met een dikke voet te kijken. Joost mag weten, hoe hij daar aan gekomen is,
verzwikt of verstuikt is het niet. De badmeester heeft een ontsteking van de enkel- en voetgewrichten. Ik heb een recept geschreven van 20 Prontosil tabletten en ik ben van plan om vandaag, direct na de visite, er weer naar toe te gaan om hem een spuitje Novalgin te geven.
7 augustus. 1943: Op recepten-papier van de kliniek kan ik vele mensen aan medicijnen helpen. Er kraait geen haan naar. Bij aflevering en betaling wordt het recept teruggegeven met stempel van de apotheek en de apotheker registreert niets.
16 Jan. 1944 Gisteren weer een Mauser-student aan een spuit geholpen
Bij de Mauserfabrieken gaat Harm regelmatig in het ‘Ausländerlager’ langs om er de een of andere kameraad op te knappen. De hygiënische omstandigheden in de barak zijn bar en boos en het eten is er slecht. Iedere dag waterige soep, waar geen smaak aan is. 10 januari 1944: Ja, ik heb één van de studenten van de Mauser onder behandeling wegens een zogenaamde trigeminus-neuralgie. Deze zenuwziekte behandel ik met injecties van Novalgin, Benerva fortississimum bovendien met suggestie.
Maar soms weigert hij medewerking: 13 April 1944 Verzoek van een Nederlandse arbeider. 10 maanden verloofd met een Duits meisje, om haar te aborteren. Zij is 4 maanden zwanger. Ik heb geweigerd.
Ook werkt Harm mee aan illegale acties: hij geeft studenten een injectie waardoor het lijkt alsof ze ziek zijn of hij laat ze een bruine boon met zilverpapier inslikken waardoor er maagklachten ontstaan. Harm heeft op deze manier meerdere studenten geholpen om door gefingeerde ziektes naar Nederland te kunnen vertrekken of om overplaatsing naar een andere, slechtere, locatie te voorkomen. 13 Jan. 1944: Bezoek gehad van Harm v.d. Braak, wis- en natuurkunde-student. Hij is depressief vanwege de geestdodende arbeid. En hij is niet de enige! Om overplaatsing naar Obemdorf te verhinderen en plaatsing in een laboratorium mogelijk te maken, heb ik hem via een spuitje “ischias” bezorgd, waardoor hij Reise-unfahig was en niet naar Obemdorf kon reizen. De “ischias” verdween na een week, zoals ook door mij bedoeld. Ik heb hem aangeboden dikwijls te komen praten. Hij heeft nu een baan op het lab. bij Funke. 2 Febr. 1944 Dankbrief van de vader van Harm v.d. Braak voor mijn medewerking voor zijn overplaatsing.
Voor zijn werkzaamheden in het Frauenkrankenhaus ontvangt Harm een salaris ook al moet hij lang op de eerste uitbetaling wachten. Voordat hij salaris krijgt moet hij n.l. eerst een Angestellte-karte, Versicherungs-karte, Steuer-karte en Kleidungs-karte regelen. Leve de bureaucratie!
In juli rond zijn verjaardag komt het eerste salaris binnen. 23 juli 1943: Ik heb zo juist een heel aardig verjaardagscadeautje gekregen: salaris! Vanaf de 20ste mei tot nu toe heb ik bruto verdiend: Reichsmark 338,95. Daar gaat vanaf: Volledig pension, ontbijt, middag- en avondeten + kamerhuur van 7/6- 30/6 : 43,95. Volledig pension juli (53,60) en voorschotten (100,00).
Netto verdiensten tot op heden: 139,00. Daarvan houd ik minstens 100 mark in mijn zak voor onvoorziene omstandigheden, 39 mark om uit te gaan en de volgende maand zien we dan wel verder.
In de praktijk bij dr. Erichson verdient hij 10 mark per middag en daarnaast krijgt hij hier veel in natura: sigaren, sigaretten, een half pond boter, een stuk spek en soms zelfs een fles cognac. De 10 mark stuurt hij regelmatig per postwissel op naar de Dantelaan. Omdat hij dr. Erichson steeds vaker en ook langer vervangt verdient hij met dit werk aardig bij. Tijdens de kerstdagen van 1943 draagt Erichson zelfs de hele praktijk aan Harm over. Harm schrijft daarover in dec 1943: En hij heeft mij de vertegenwoordiging overgedragen in de dagen tussen kerstmis en nieuwjaar. Spreekuur van drie tot vijf, Potsdamer Strasse 74, telefoon 224397. Alleen voor huid- en geslachtsziekten (…). Dat brengt me de laatste week van 1943 nog minstens honderd mark in het laatje!
Harm komt ook regelmatig in andere ziekenhuizen zoals het Rudolf-Virchow ziekenhuis (nu Charité) en Erwin-Lieck Ziekenhuis (nu Humboldt). Hier zijn ook Nederlandse studenten tewerkgesteld die hij daar tegenkomt. Zoals de ouderejaars geneeskunde Jaap Schonk uit Utrecht: 27 juli1943: Vanmorgen ben ik met een tweetal patiënten naar het Rudolf-Virchow Krankenhaus geweest, waar ik ook toevallig een van de oudste studenten van Utrecht, een semi-arts, trof. We hebben gezellig met elkaar zitten praten. Hij was erg blij dat het me zo goed beviel in Reinickendorf. De meeste studenten zijn blijkbaar erg jaloers op mij, dat ik zo’n goede betrekking heb. De anderen moeten minstens acht of tien uur per dag dienst doen, en het eten laat bij hen ook nog wel eens te wensen over. In februari 1944 krijgt dit ziekenhuis bij bombardementen de volle laag en gaat voor een groot deel dicht. Daarmee verdwijnen ook de studenten die Harm er kent naar andere plekken. Feb. 1944: Van genoemd ziekenhuis, dat in paviljoenstijl was gebouwd en ruim 2000 bedden telde, zijn op het ogenblik slechts drie kleine paviljoens voor de helft weer in gebruik genomen; de rest heeft brisantbommenvoltreffers gekregen of is tot de grond toe afgebrand. In ieder geval: onbruikbaar. Ik kwam er vroeger vaak, omdat we er onze bijzondere gevallen heen stuurden ter behandeling of ter onderzoeking. Bovendien zaten er een flink stel collega’s, met wie je gezellig een boom kon opzetten. Die zijn verstrooid in alle windrichtingen. In het Erwin-Lieck ziekenhuis kent Harm wel zeven studenten die daar werken waarvan er één ook uit Utrecht komt.
Op stap en vrije tijd
De in Berlijn tewerkgestelde studenten mogen na het werk gaan en staan waar ze willen binnen de stadsgrenzen. En daar het openbare leven nog veel te bieden heeft maken ze daar dankbaar gebruik van. Ook al wordt dat in de loop van 1944 steeds moeilijker.
Oktober 1943: Gelukkig zijn er in Berlijn nog een heleboel opera’s en theaters, zodat ik u bij gelegenheid nog wel eens het een en ander daarover vertellen kan. Alles natuurlijk wel binnen de grenzen van wat de nazi’s goedkeuren.
Als het even kan gaat Harm met vrienden naar de film, het theater of bezoekt hij een pianoconcert. En daarvoor of erna wordt er dan nog ergens een hapje gegeten of een biertje gedronken.
18 oktober 1943: Gisteren ben ik met Piet Meeusen naar het pianoconcert van Gieseking geweest in de
Beethovenzaal. We troffen er meerdere vrienden en bekenden. Gieseking is een eerste klas kunstenaar, die ons een avond van groot genot heeft bezorgd. Indertijd, toen hij in Amsterdam speelde met het oncertgebouworkest, toen liep heel Amsterdam uit om hem te horen. En ik moet zeggen: het was wel de moeite waard. Na afloop gingen Piet en ik een hapje eten in de Friedrichstrasse en dronken er een liter bier bij.
Harm komt graag in een Duits Russisch restaurantje waar hij zonder voedselbonnen terecht kan. 23 juli 1943: Het is een heel genoeglijk ingericht cafeetje, niet erg groot, maar reuze gezellig. Ik ga er graag naar toe, daar kost een glas bier 90 pfennig. Er zijn maar weinig gezellige cafés in Berlijn. De meeste zijn net zo ongezellig als bijv. Heck in Utrecht, of zo stijf deftig als Pays Bas. In dit ding kun je lekker eten zonder bon. Je moet alleen niet vragen hoe en waarmee het wordt klaargemaakt. Enkele delen van het menu zijn: Bortschsuppe (verslik je niet!), Kotelett Poscharski, Boeuf à la Stroganoff, Dorschrogen mit Pelkartoffeln, Kasch à la Gurieff, enz. De kokkin is mevrouw Kutalova, geboren Tucschinski. Laat ie fijn zijn!
Naar de bioscoop gaat Harm met vrienden maar ook regelmatig alleen. Films die hij in de loop van de tijd ziet zijn bijvoorbeeld een Emil Janningsfilm: ‘Altes Herz wird wieder jung’. En:een film met Paul Kemp; Frau Luna; met de bekende muziek van Paul Lincke. Maar ook: de kleurenfilm Immensee in een bioscoop op de Kurfürstendamm. Immensee, een Duits Volkslied, is een melodramatische Nazi-film van Veit Harlan die in 1943 is uitgekomen. Gebaseeerd op de populaire novelle Immensee uit 1849 van Theodoor Storm. De film gaat over een vrouw die haar man trouw blijft en dit thema was goed voor het moreel van de Duitse strijdkrachten en deze film blijft ook na de oorlog erg populair.
Over een bezoek aan bioscoop Titania-Palast aan de andere kant van Berlijn in Steglitz voor een film van Heinz Rühmann in maart 1944 schrijft Harm: De bioscoop was niet helemaal onbeschadigd meer. Overigens een theatertje met 1800 zitplaatsen en van een luxe-uitvoering, dat het gewoon verbazend was. Meubilair als in de Utrechtse schouwburg, een groot, welluidend bioscooporgel en uitstekende apparatuur en geluidsweergave. De film was ook niet onaardig, hoewel hier en daar een tikkeltje langdradig. Maar ik heb me kostelijk geamuseerd. Naar een café voor een biertje in de buurt moet Harm lang zoeken, veel café’s daar zijn afgebrand.
Ook probeert Harm kaartjes voor Wintergarten te pakken te krijgen. Wintergarten is een begrip in het Berlijnse uitgaansleven. Het is een Variété Theater met een mix van cabaret, circus en opera vlakbij station Friedrichstrasse. 15 januari 1944: Dinsdag ga ik proberen of misschien kaartjes voor Variété Wintergarten (wereldberoemd, komt in iedere artiestenfilm voor) kan krijgen. Want wie Wintergarten niet kent, heeft Berlijn niet gezien. En ik moet toch Berlijn kennen als ik terug kom. Het is net zoiets als Napels zien en dan sterven. Wintergarten zien en dan terugkomen. Maar het gaat niet lukken: 2 februari 1944, Van een bezoek aan Wintergarten, evenals aan verdere opera’s en dergelijke, zal wel niet veel meer komen, aangezien ook hier de Engelsen hun sporen hebben achtergelaten. “Eine grosse Menge Kulturstätten und Offentlichen Gebäude vernichteten” (overgenomen uit het legerbericht van het O.K.M. van enkele dagen geleden).
In januari en maart 1944 zijn er inderdaad vernietigende bombardementen op het theater geweest en op 21 juni 1944 is Wintergarten volledig verwoest.
In april 1944 bezoekt Harm nog wel het Theater des Volkes, een door de Nazi’s gebouwd theater uit 1934 in het centrum van Berlijn met 3200 zitplaatsen. Zondag ben ik naar het Theater des Volkes geweest. Er was een gesloten voorstelling van ik weet niet welke organisatie, waarvoor ik van Schwester Erna (plaatsvervangend assistent-Schwester) een kaart had gekregen. Er werd gespeeld: Der Obersteiger, operette van Hans Zeller. Het was een vrolijke operette met verschillende bekende melodieën.
Wat Harm niet weet is dat Hitler bij de opening van dit theater in 1934 aanwezig was samen met zijn propaganda minister Goebbels en ook daarna nog regelmatig een bezoek aan dit theater heeft gebracht. Onder het motto: breng de kunst naar het volk en het volk naar de kunst worden er veel lichtvoetige opera’s opgevoerd. De producties gaan tijdens de oorlog gewoon door en de voorstellingen zijn altijd uitverkocht. Dat valt Harm ook op en hij ziet het als even weg van alle ellende voor alle bezoekers.
In zijn vrije tijd gaat Harm graag wandelen. In de bossen bij Tegel bijvoorbeeld. Tegel en de Tegelersee liggen in de buurt van Reinickendorf waar het Frauenkrankenhaus is.
Hij kan daar makkelijk met de tram naar toe. Ook om te zwemmen, te zonnen en er een hapje te eten in de Tegeler Jagdhütte. Hier komt hij regelmatig terug ook met vrienden. 16 augustus 1943: Een paar dagen geleden ben ik nog een uur of zeven naar Tegel gegaan met de tram, om daar aan de oevers van de Tegeler See een prachtige zonsondergang te genieten, die inderdaad ver boven mijn verwachtingen was; zo iets schoons ziet men maar zelden. Toen de zon net onder was gegaan, dreven er vlak boven de horizon in een blauwe strook lucht kleine wolkenflardjes, die prachtig oranje werden met een donkerder kern. Hogerop dreven wat ijle windveren, die alle kleuren van de regenboog aannamen. Eerst geel, daarna groenachtig, toen rood en tenslotte paars van een zo heerlijke kleur, dat ik er mijn ogen niet bij droog kon houden. Of was het even wat heimwee? In ieder geval: het was prachtig. Op de terugweg had ik een tram voor mij alleen . Ik heb toen onder het genot van een bonvrije cigarillo een gezellig kletspraatje met de conducteur zitten maken.
’s Winters kan hij daar ook schaatsen (zodra zijn ouders de schaatsen uit Utrecht hebben opgestuurd): Er is hier, vrij dichtbij in de buurt, een uitstekende gelegenheid tot schaatsenrijden, namelijk de Tegeler See: een prachtig meertje, stroomvrij, aan alle kanten omgeven door prachtige bossen, met aan zijn oevers vele cafés. Het heeft wel wat weg van Loosdrecht, maar dan midden in de Gelderse vallei.
In september 1943 krijgt Harm een gitaar te leen via zijn vriend Wim Fontijne. In zijn vrije tijd zit hij daar lekker op te tokkelen. Op de gitaar maak ik reuze vorderingen. Mijn vingers doen pijn van het drukken op de snaren en die hebben op hun vingertoppen dikke eeltknobbels er van gekregen. 8 october 1943: Ik speel bijna iedere dag twee of drie uur gitaar en ’s avonds geef ik ‘open-raam concerten’ voor de patiënten, welke in doorsnee anderhalf uur duren, meestal van acht tot half tien. En die schijnen in de smaak te vallen, want zodra ik mijn raam open doe, wordt alles stil en gaan in het zusterhuis de lichten uit en de ramen open. Ook de zusters horen graag muziek. Vroeger hadden we radio in het ziekenhuis, maar de installatie is kapot en kan niet voor het einde van de oorlog gerepareerd worden. Vandaar mijn concerten.
Maar na een tijdje komt hier een einde aan. De eigenaar van de gitaar wil er honderd mark voor hebben, waarop Harm de gitaar terug geeft. Wel krijgt hij de kans om af en toe op een piano te spelen bij de Hollandse familie Rijnders in Berlijn. Hierover in deel 2 meer.
Vrienden in Berlijn
Harm kent veel Nederlandse studenten in Berlijn die net als hij daar tewerk zijn gesteld. Hij kent ze nog uit Oog in Al, van de studie, van Veritas, van kamp Erika in Ommen (en of Rehbrucke) of via zijn pastoraatswerkzaamheden (waarover in deel 2 meer) in Berlijn. In het begin is hij druk met bezoekjes over en weer maar in de loop van 1944 zijn er velen vertrokken of gevlucht, waardoor Harm meer tijd gaat steken in wetenschappelijk onderzoek, studie en zijn werk als vervangend arts.
Van zijn vrienden wordt Wim Fontijne als eerste in zijn brieven genoemd. Wim is badmeester in een zwembad in de buurt en Harm kan daar vrij komen zwemmen. Ze kennen elkaar van de studie in Utrecht. Wim is tweedejaars student medicijnen. Zijn moeder woont in Zuilen. Ze worden goede vrienden.
6 september 1943: Zondagmiddag ben ik bij mijn vriend wezen zwemmen. Daar het seizoen reeds is gesloten, hadden we het hele zwembad voor ons alleen. Toen hebben we, om op temperatuur te komen, een cognacje gedronken, een flinke borrel voor 1,70 Reichsmark, dus niet erg duur, en daarna op de Kurfürstendamm wat gegeten.
Als Wim in september 1943 naar München moet vertrekken om daar als verpleger te gaan werken in de Urologische Kliniek, de enige op dit gebied in Duitsland, voelt Harm zich eenzaam.
Uit Oog in Al van de Lessinglaan 78 kent Harm Gerard Crone, student chemie. Ze kennen elkaar ook van de Utrechtse studentenvereniging Veritas. Brieven ondertekenen ze met veritijnse groeten. Ook de ouders kennen elkaar, ze wonen bij elkaar om de hoek. Gerard wordt wegens sabotagedaden gevangen genomen in het najaar van 1943. Tijdens zijn gevangenschap wordt hij ziek en komt voor maanden in het ziekenhuis terecht. Hierna belandt hij weer in de gevangenis en komt op 31 december 1944 te overlijden, 23 jaar oud. Over de doodsoorzaak spreken bronnen elkaar tegen. Hij zou de doodstraf hebben gekregen voor zijn sabotagedaden. Anderen zeggen dat hij aan een ziekte in gevangenschap is overleden.
Gerard is vanaf mei 1943 tewerkgesteld in Wittenberge, drie uur vanaf Berlijn met de trein, bij de celwolfabriek (viscosezijde), de Zellstof-und Zellwolle Werke. Harm en Gerard proberen elkaar zo af en toe te zien. In juni 1943 ontvangt Harm een brief van Gerard waarin hij vertelt over zijn werk en zijn werkomstandigheden bij de viscosefabriek. Hij werkt daar op het laboratorium en doet gewoon analistenwerk waar hij eerst ‘’de pest’’ aan heeft maar het went. Maar het lab heeft ook zijn voordelen. Ik kan er o.a. mijn overhemden strijken, papier jatten – papier kun je in de hele stad niet krijgen, niet kriegswichtig!
Hij werkt daar samen met Franse krijgsgevangenen, Tsjechen, Polen, Russinnen en nog een andere Nederlandse student. Geen enkele mof, hoera! Die Russinnen worden anders slecht behandeld. Als ze niet op de fabriek werken, zitten ze in een kamp opgesloten. Alleen zondags mogen ze in de stad wandelen. De medische verzorging is er ronduit slecht. En hij slaapt in vieze koude houten barakken: brrr…. De barak wordt nooit schoongemaakt, alleen wordt ’s morgens de grond een beetje aangeveegd. ’s Nachts slapen we met licht op wegens de wandluizen, die anders zullen komen. En Gerard eindigt met: Ik hou er nu maar mee op. Schrijf nog maar eens, wanneer ik je het beste kan komen bezoeken in het bewuste weekend. Met veritijnse groeten, (w.g.) Gerard Crone.
Op zondagmiddag 24 juni 1943 komt Gerard Crone bij Harm op bezoek. Harm verheugt zich hierop: We zullen wel uitgaan en de mooiste plekjes van Berlijn opzoeken en ons eens goed amuseren.
En op 5 juli 1943: De zaterdagspost bracht een brief van Gerard Crone. Hij bedankt mij voor de gezellige dag, die wij een week geleden samen hebben doorgebracht. We zijn toen naar Berlijn gegaan en hebben met de diverse vervoermiddelen, de billenwagen inbegrepen, de stad doorkruist en de mooiste stukjes van Berlijn gezien. Op de Kurfürstendamm hebben we een stevige pot bier gedronken, waarna Gerard huiswaarts keerde. Hij schrijft nu of hij over een week of twee nog een keer kan komen. Daar heb ik natuurlijk geen bezwaar tegen. In het café op de Kurfürstendamm raken ze nog in gesprek met een man die vroeg wat ze dachten over het einde van de oorlog. Wie er zou winnen. Harm: ik zei natuurlijk: Engeland. Waarom? Engeland heeft de macht in de lucht. Ja, dat voelden ze en begrepen ze. Goerings mooie beloften hadden geen waarde, nooit gehad. O, als die oorlog maar gedaan was! Het kan de mensen geen cent meer schelen, wie er wint of verliest. Het valt Harm trouwens op dat veel Duitsers erg openhartig zijn over hun afkeer van de oorlog. Ook partijbonzen.
De moeders Waterborg en Crone overleggen met elkaar wat ze zullen opsturen in de pakketjes naar hun zonen. Mevrouw Crone stuurt vooral de meest noodzakelijke etenswaren en spullen naar haar zoon zoals brood en kaas en Mevrouw Waterborg stuurt wat meer de extra aanvullende lekkere spullen want Harm heeft zelf genoeg brood en kaas in het ziekenhuis.
De moeder van Harm hoort in oktober 1943, eerder dan Harm, dat Gerard Crone in de gevangenis zit. Zij schrijft dit aan Harm. Harm schrijft 21 november 1943: Morgen na de zaalvisite ga ik gauw even naar het Zweedse Gezantschap (zaakwaarnemer Nederland tijdens de oorlog) Ik zal daar informeren in welk concentratiekamp in Potsdam ze Gerard Crone hebben gestopt en ik zal trachten een pas te krijgen om Gerard te mogen bezoeken.
Gerard is gevangen genomen in verband met sabotage activiteiten op de celwolfabriek. Harm noemt later een voorbeeld van dergelijke sabotage in een brief naar huis: De viscose in de kunstzijdefabriek in Wittenberge is te dik of te dun, maar goed is ze zeker niet.
Zaterdagavond 5 Januari 1944: Het is dadelijk twaalf uur. En dan is het 6 januari en Driekoningen. Van kerkgang zal morgen wel niets komen, want de eerste mis is om acht uur en de middag wil ik er aan besteden om Gerard Crone op te zoeken. Die donderdag brengt Harm een bezoek aan Gerard in Potsdam die daar sinds 30 november in het ziekenhuis blijkt te liggen, tijdens zijn voorarrest is hij ziek geworden. Harm schrijft aan zijn ouders: Tenslotte nog even een woordje over Gerard Crone. Hij ligt in het Städtische Krankenhaus Potsdam I, Männer III, Neue Königsstrasse 129, Potsdam. Stuur eventuele brieven en pakketten alleen naar mij toe. Toen hij in voorarrest zat, werd hij ziek: angina en geelzucht. Daardoor kwam hij op de ziekenafdeling(…) Toen ik hem zag, kende ik hem niet terug, want hij had een baard van 2 weken, en pikzwart! Net een Rus. Er is geen reden tot ongerustheid. Dus alles wel. Ook met mij is alles best in orde. Heel veel groeten van Gerard, aan allemaal, bijzonder aan zijn ouders en huisgenoten.
Een dag later schrijft Harm wat uitgebreider over de situatie van Gerard en dat doet hij vooral om de familie Crone goed te informeren. Harm heeft er zo’n twee uur over gedaan om bij Gerard in Potsdam te komen. Hij komt zonder problemen het ziekenhuis in als Med. Dr. Waterborg en treft Gerard aan op de ziekenzaal. Die is zeer verbaasd om Harm te zien want bezoek is verboden omdat hij sinds 25 oktober 1943 in voorarrest zit. Ook brieven en pakjes zijn verboden. Als hij weer genezen is moet Gerard straks terug naar de gevangenis. Waar Gerard erg tegen op ziet want eerder heeft hij zich daar erg verveeld.
Harm: In het begin zat hij met nog drie of vier andere mannen in dezelfde cel, maar later zaten ze met 10 tot 20 samen. Van vodjes papier draaiden ze dam- en schaakbordjes in elkaar, zodat er later geen tijd meer voor verveling overbleef. Dat duurde zo voort, tot hij op een goeie (of beter kwade) dag angina kreeg, en tevens last van geelzucht. Hij werd toen in de ziekenafdeling van de gevangenis opgenomen, waar het eten vooral veel beter was. Iedere dag pap en driemaal in de week een stukje vlees.
Wordt Gerard oorspronkelijk wegens geelzucht en angina in het ziekenhuis opgenomen, daarna krijgt hij koorts en blijkt een zeer pijnlijke ontsteking aan hand en arm te hebben. Een operatie volgt door de Nederlandse arts dr. Sauter. Nog weer later raakt hij besmet met roodvonk en moet hij naar de isoleerafdeling waar ook Harm niet meer mag komen. Heel naar voor Gerard maar het betekent volgens Harm wel uitstel van terugkeer naar de gevangenis en beter eten. Eindelijk wordt Gerard op 22 maart 1944 na 4 maanden verblijf weer uit het ziekenhuis ontslagen. Hij komt eerst weer in de gevangenis van het Polizeiprësidium in de Priesterstrasse Potsdam terecht . Harm mag hem daar niet bezoeken maar kan wel pakjes afgeven, die de Familie Crone naar Harm opstuurt. Harm: Vanmorgen heeft de post twee pakketjes gebracht voor Gerard Crone, nummer één met een stuk kaas, een blikje koekjes, een blikje hagelslag en een ontbijtkoek; nummer twee met kousen, ondergoed en zakdoeken. De lakzegels waren niet verbroken, zodat alles compleet was. Op mijn postwissel had ik al geschreven, dat ik vandaag juist van plan was om even naar Potsdam te gaan. Deze pakketjes komen juist op tijd en die kunnen dan net mooi mee.
Maar in april 1944 wordt Gerard overgeplaatst naar de Gerichtsgefängnis in Neu-Ruppin. Gerard schrijft dit zelf in het Duits (vanwege de censuur) aan Harm:
Lieber Harm.
Ich bin jetzt schon 2½ Woche im Gerichtsgefängnis. Noch immer in Untersuchung. Es ist hier etwas besser als in Potsdam, namentlich, weil ich hier arbeite dann vergeht die Zeit etwas schneller. Auch das Essen ist etwas besser als dort. Meine linke Hand ist noch immer ganz steif, ab er meine Arbeit kann ich doch gut machen. In die letzten Wochen hat meine Hände sich sogar noch etwas gebessert. Heute bin ich hier in Gefängnis in der Kirche gewesen. Das war zum ersten Mal seit 6 Monaten. Regelmässig werden wir hier gewogen. Ich weige noch immer etwa 65 Kg. lch hoffe mal, dass es dir etwas besser geht als in März und dass du mir bald eine Antwort schreibst.
Dein Freund, Gerard.
Harm schrijft aan zijn ouders dat Neu-Ruppin helaas te ver weg ligt om in één dag op en neer te kunnen. En hij mag eigenlijk alleen in Berlijn verblijven. En vrij krijgt hij ook niet. Dus een bezoekje aan Gerard zit er even niet in maar schrijven kan altijd en Harm stelt het Zweeds Gezantschap op de hoogte van Gerard’s situatie. In mei ontvangt Harm weer een brief in het Duits van Gerard. Gerard verwacht dat het nog zeker een maand gaat duren voor hij voor de rechter wordt geroepen. Tevens vraagt hij of Harm zijn horloge dat hij eerder al aan Harm meegeven heeft t.z.t. aan zijn ouders wil geven.
14.5.1944
Lieber Harm
Deinen Brief vom 28.4. erhielt ich bereits am 1. Mai, es hatte mich sehr gefreut, so bald eine Antwort zu bekommen. Das Päkchen mit Schwarzbrot, Käse, Kunsthoning u.s.w. empfing ich am Mai und ich bin dich dafür sehr dankbar. Der Wachtmeister, der mir das Päkchen gegeben hatte, hatte aber gesagt, das Päkchen sei nur ausnahmsweise angenommen worden, das nächste Päkchen würde zurückgeschickt worden. Sage auch meinen Freund hierüber bescheid. Das ist also nicht so schön und dabei kommt noch, dass es voraussichtlich noch wenigsten eine Monat dauert, bevor ich voor dem Richter komme. Solange ich noch in Untersuchung bin, darf ich einmal in 2 Wochen schreiben. Wenn Du in Juli mit Urlaub gehst, nimm dann meine Armbanduhr mit nach Holland und geben sie meinen Eltern (Harm: Ik heb dat horloge van Gerard gekregen, toen hij in het ziekenhuis lag, daar hij het in de gevangenis niet langer mocht dragen.) Weiter geht es mir gesundheitlich ausgezeichnet und das hoffe ich auch für dich.
Dein Freund Gerard
Op 27 juni ontvangt Harm een laatste teken van leven van Gerard:
Neuruppin, 11.6.44.
Beste Harm.
Het is al weer vier weken geleden, dat ik je geschreven heb. Met Pinksteren heb ik naar mijn vrienden in Wittenberge geschreven en nu ben jij weer aan de beurt. Je brief van 22-5. heb ik ontvangen. Van thuis kreeg ik ook een brief; de 6de mei was die weggestuurd. Ook kreeg ik een pakketje van thuis, maar dat is ten gunste van de keuken in beslag genomen. Alleen de koekjes, die er in zaten, heb ik gekregen. Ook een pakketje uit Wittenberge is naar de keuken gegaan. Schrijf dus maar naar mijn ouders, dat ze geen pakketjes meer moeten sturen. Ik krijg er toch niets van. Mijn broer Jan heeft zijn einddiploma HBS gehaald. Hoe hem dat gelukt is, kan ik nog steeds niet begrijpen. Maar in ieder geval moet je hem maar uit mijn naam feliciteren.
Verder is er nog geen nieuws, maar ik vermoed, dat ik binnenkort wel iets over mijn zaak zal horen.
Je vriend (w.g.) Gerard.
Dit is voor zover bekend het laatste bericht van Gerard dat Harm ontvangen heeft. Op het moment dat Gerard overlijdt is Harm alweer terug in Nederland. In 1948 wordt er een gedenkteken onthuld in het Academiegebouw op het Domplein ter nagedachtenis aan de in de oorlog omgekomen studenten met ook de naam van de vriend van Harm: G.F. Crone van de Lessinglaan.
In het volgende deel Harm Waterborg (2) meer over zijn vriendschap met Jan Ockeloen, student uit Amsterdam, die hij voor het eerst ontmoet in het doorgangskamp Rehbrücke, Harm’s pastoraatswerk in Berlijn op verzoek van moderator Visser van Veritas en de vele bombardementen die hij meemaakt tijdens zijn verblijf waarbij ook het Frauenkrankenhaus niet gespaard blijft.
Bronnen:
Foto bovenaan: Dantelaan in de oorlog. Het huis van de familie Waterborg staat er niet op. HUA 122712 J Sleding, HUA.
Dagboekbrieven, Berlijn 1943-1944 Harm Waterborg, Brieven en dagboek van Harm Waterborg (1919-1997) verzameld en bewerkt door Wim Rhebergen en Ruth Waterborg-Wijburg, Venlo 2006. Produktie Jakob Harm Waterborg, Overland Park, KS, USA. De oorspronkelijke brieven en briefkaarten van Harm Waterborg liggen bij het NIOD 247.
Gesprek met Ruth Waterborg-Wijburg 25 september 2018, met dank ook aan Jaap Waterborg.
Gesprek met Trudy Tolsma,5 oktober 2018.
Utrecht in Verzet 1940-1945, T.Spaans-van der Bijl, Utrecht 2005
75 jaar Veritas, gedenkboek Utrecht 1964, redactie Frank Seller e.a.
Een onbelicht verleden, de verplichte tewerkstelling van medische studenten in nazi-Duitsland (1943-1945), H.J.Dokter, F.Verhage en co acteur J.M.W. Binneveld, van Gorcum 2001
Provinciale Noordbrabantse en ’s Hertogenbossche courant 8 maart 1926
www.rhegie.com,
Jonge Historici, Joep de Winter over Durchgangslager Rehbrücke op jhsg.nl
Heilstätte Gedenktafel NS Opfer, totgeswiegen.org.
Nazi organized recreational entertainment in the Third Reich, Julia Timpe
medizingeschichte.charite.de
Ik heb met interesse de eerste aflevering over mijn vader, Harm Waterborg, gelezen. Ook al was ik aardig op de hoogte van zijn belevenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog (omdat ik mijn moeder heb geholpen met het Dagboekbrieven boek over zijn Berijn jaren), de historie van voor de oorlog was mij alleen in grote trekken bekend, met veel minder specificiteit dan jij, Anna Wits, hier hebt beschreven. Dank je wel! Ik kijk uit naar jouw historica kijk op het leven van mijn vader, of zoals Geert Mak dat noemde, de Eeuw van Mijn Vader. Jakob Harm (Jaap) Waterborg, Overland Park, KS< USA.
Anna, met interesse gelezen. Ik kom er nog op terug ! RUTH VENLO
Beste Anna,
Wat heb je een prachtig verslag geschreven, ongetwijfeld een enorme hoeveelheid speurwerk. Ik vond het bijzonder interessant, omdat er zoveel voor mij herkenbaar is: in 1940 hier in Oog in Al geboren en opgegroeid, nu weer hier en ook in Berlijn wonend, het maakt alle herinneringen weer springlevend. Heerlijk om het allemaal te lezen. Hartelijk dank!
Emmy
Dank voor deze verslagen over Berlijn ,
Zeer goed gedocumenteerd.
Met grote belangstelling neem ik kennis van de vele documenten, foto`s en verslagen.
Sinds een paar jaar en vooral sinds afgelopen zomer doe ik onderzoek naar de brieven van mijn vader als dwangarbeider bij Daimler-Benz AG tijdens de jaren 1943-1944 in Berlin-Marienfelde.
Ook speur ik noch naar aangetrouwde familie in Berlin .
Gelukkig is er veel te vinden bij het Zwangsarbeit Archive in Berlin en via dit soort websites.
Dank ,
Martin de Wolf
Was op zoek naar verhalen van mensen die in Duitsland tijdens WO2 in Duitsland verbleven. Stuitte op de verhalen van en over Harm. Mijn vader zat vanaf 1942-mei 1945 in Magdeburg. Ik ken de familie Waterborg en heel speciaal Jaap en Chris uit Venlo. Veel groeten aan jullie van Charles Hajenius