Het is vandaag, 16 november 2019, precies 75 jaar geleden dat Jozef Ascherl, een kopstuk uit het Utrechtse Verzet uit de toenmalige gemeente Oudenrijn (nu: Oog in Al/Welgelegen), is omgekomen in een buitenkamp van het concentratiekamp Neuengamme in Duitsland op 16 november 1944.
Jos (Jozef) Ascherl komt met zijn vrouw Jo (Johanna) Veenstra in 1927 op de Galecopperdijk in Oudenrijn wonen. Later wordt dit de Wethouder Diemontlaan en nu is het de Pijperlaan, Welgelegen. Het echtpaar is op 29 december 1926 in Utrecht getrouwd. Jos, geboren in Loosdrecht is dan 36 jaar en Jo uit Utrecht, 32 jaar. De ouders van Jos Ascherl, Johann Christoff en Katharina Petz, komen in de 19-e eeuw vanuit Wassersuppen in de Bohemen (nu: Nemanice in Tsjechië) naar Loenen in Nederland. Vader Johann komt uit een glasblazersgeslacht en gaat ook als glasblazer in de glasfabriek van Loosdrecht aan de slag. Hier werken veel immigranten uit de Bohemen. Er worden 9 kinderen in Loenen geboren. Jos Ascherl (15 februari 1890) is nummer 6 in het gezin.
De ouders van Jo, de echtgenote van Jos Ascherl, wonen in de Bachstraat 4 in Oog in Al. Haar zus Greet (Margaretha) Veenstra is getrouwd met Henk (Hendrik) van der Vlist, de latere wethouder van onderwijs. Greet en Henk wonen eerst ook in de Bachstraat (nummer 47) en verhuizen eind jaren 30 naar de Mozartlaan. Het echtpaar Ascherl-Veenstra blijft kinderloos.
Jos en Jo noemen hun huis Het Zonnetje, en zo heet het nog steeds. Het huis ligt vlak naast het huidige Ibis Hotel, waar in die tijd Hotel Den Hommel stond. Ook staan er in de buurt nog een paar vrijstaande huizen met rieten kap. Deze zijn rond 1920 gebouwd en hebben een aantal kenmerken van de Amsterdamse School.
Na zijn dienstplicht gaat Jos in 1908 bij de Nederlandse Spoorwegen in Utrecht werken alwaar hij begint als schrijver. In 1933 is Ascherl 25 jaar in dienst bij de NS en ter gelegenheid daarvan wordt hij toegesproken door hoofdinspecteur H. de Ranitz die hem een plichtsgetrouw en aangenaam mensch noemt. En er wordt benadrukt dat Acherl zich ook buiten het spoorleven in de gemeente Oudenrijn verdienstelijk maakt. Ascherl krijgt als dank naast de gebruikelijke gratificatie, een vulpenhouder, een boek en een bloemstuk mee naar huis. In 1943 wordt Ascherl adjunct-commies bij de NS.
In 1931 stelt Ascherl zich kandidaat voor de gemeenteraad van Oudenrijn voor de partij Gemeentebelangen. Hij wordt niet gekozen maar vier jaar later lukt het hem wel om in de gemeenteraad van Oudenrijn te komen.
In 1932 wordt de gemeente Oudenrijn geconfronteerd met annexatieplannen door de gemeente Utrecht. Jos Ascherl is namens de partij Gemeentebelangen een heftig tegenstander. Oudenrijn moet Oudenrijn blijven! Het Utrechts Nieuwsblad zoekt hem thuis op voor een toelichting. Jos: Er heerscht in ons dorp een geest die niet te onderschatten is en bij vergelijking met andere plaatsen iets buitengewoons genoemd mag worden, ja, zelfs niet geëvenaard kan worden. De gemoedelijkheid en eensgezindheid zijn in onze gemeente buitengewoon groot. Het natuurschoon is hier buitengewoon weelderig. Elke centimeter van onze gemeente ken ik, er is geen plekje meer of ik heb er de schoonheid van leeren kennen. Om al dit moois in stand te houden heeft Oudenrijn een bouwstop ingesteld terwijl Utrecht plannen heeft om 200 huizen te bouwen op ‘Welgelegen’. Ook roemt Ascherl het feit dat Oudenrijn een zelfstandige gemeente is en geen werklozen kent. Daarnaast bestaat er een prima functionerende brandweer, aldus Ascherl. Hij zelf zit ook bij de Vrijwillige Brandweer van Oudenrijn. Bij het 10- jarig bestaan van de brandweer in 1935 wordt het corps in het zonnetje gezet. De feestelijkheden worden georganiseerd door het damescomité met ondermeer Jo Ascherl-Veenstra als comité lid. Het dames comité biedt de brandweer een vaandel aan en de brandweer rijdt in een feestelijke stoet door Oudenrijn, met muziek van De Bazuin uit De Meern en een met bloemen versierde auto-brandspuit. Met als afsluiting een receptie in Den Hommel.
Bij het uitbreken van de oorlog wordt Jos al snel actief in het verzet. Allereerst in het ongewapende verzet. Hij brengt illegale kranten rond zoals Je Maintiendrai en Het Parool en andere illegale kranten en berichten. Daarmee riskeert hij zijn leven. Op het maken en verspreiden van illegale kranten staat de doodstraf.
Je Maintiendrai is vernoemd naar de Nederlandse wapenspreuk: ik zal handhaven. Het hoofdkantoor van deze krant zit tot de ontdekking door de Duitsers in augustus 1944 op het Neude in Utrecht. Dit blad wordt eerst gestencild en later zelfs gedrukt.
De krant is spreekbuis van de Nederlandse Unie (NU). De NU is een politieke beweging, ook wel bekend als de Doorbraak, die in 1940 is opgericht door Louis Einthoven, Hans Linthorst Homan en Jan de Quay. Deze Unie heeft kritiek op de vooroorlogse parlementaire democratie die volgens hen voor een verdeeldheid heeft gezorgd in de politiek en samenleving. Na de oorlog zou het politieke stelsel heel anders moeten worden ingericht. De NU wordt eerst gedoogd door de Duitsers en de organisatie is enorm populair onder de bevolking en is sterk anti-NSB gericht. Na 1941 gaat de NU ondergronds.
Jos Ascherl wordt zelf ook politiek actief in de Nederlandse Unie, hij wordt districtsleider.
Ook sluit Ascherl zich aan bij de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) afdeling Utrecht Stad. De LO is een verzetsbeweging die sinds ongeveer 1942 bestaat en vele districten kent. De provincie Utrecht telt er acht. Jos werkt onder de schuilnaam JM of Parool. De groep Utrecht Stad bestaat uit 14 mannen en naast Jos komen er nog twee andere leden van de LO groep Utrecht Stad uit Oog in Al. Jan ten Hove, verwarmingsmonteur, uit de Johannes Brahmsstraat 34 en Hendrik de Heus, onderwijzer uit de Chopinstraat 19.
Jan Ten Hove is getrouwd met Johanna Kooij en heeft twee kinderen, waarvan de jongste in 1943 is geboren. Hij helpt onderduikers en verbergt wapens. Ook maakt hij tekeningen van vliegvelden die vervolgens naar de Engelsen worden gestuurd. Willem Smit woont bij hem in de straat op nummer 33 en schrijft later in zijn jeugdherinneringen: Meneer Ten Hove was zeer actief in het verzet en er lagen wapens in zijn huis onder de grond. Meneer Ten Hove gooide hoge ogen bij ons kinderen, want hij had een keer meegedaan met het toen zeer populaire straatspelletje, dat de vreemde naam van ‘Jaren’ droeg.
Hendrik (Henk) de Heus, onderwijzer, is in de oorlog het wijkhoofd van de LO Utrecht Stad. Hij is in 1932 getrouwd met Emmy Schipp, onderwijzeres, en heeft twee kinderen. Willem Smit: De Heus werd op zijn school ‘’Kippeneus’’ genoemd. De Heus is sinds 1928 onderwijzer aan de Nederlands Hervormde Gemeente School op de Laan van Nieuw Guinea (nu Jenaplan school).
Jos Ascherl kan door zijn werk bij de spoorwegen makkelijk reizen en zo zoekt hij voor de LO onderduikadressen tot in Noord Brabant, Gelderland, Noord Holland en de net nieuwe Noordoostpolder (NOP) aan toe. In de NOP legt Ascherl contacten via een collega bij de NS wiens zwager, Henk Nijenhuis in Kampen, actief is als verzetsman in de NOP. In de polder duiken veel mannen onder als landarbeider in de al bestaande barakken van de werkkampen van polderarbeiders die sloten en greppels graven ter ontginning van de NOP. In totaal worden er zo’n 20.000 onderduikers ondergebracht in de NOP. Dé grote organisator en spin in het web daar is Bert Knipmeijer, werkzaam als hoofd personeelszaken van de Directie Wieringermeer, afdeling Noordoostpolderwerken te Kampen. Er wordt wel gesproken van het Nederlands Onderduikers Paradijs (naar NOP). In de eerste jaren van de oorlog laten de Duitsers de dunbevolkte polder met rust. Ook uit Utrecht gevluchte verzetsmensen worden hier in de werkkampen als landarbeiders ondergebracht.
Ook dichter bij huis in Utrecht en bijvoorbeeld Harmelen legt Ascherl veel contacten. Zo schrijft Martin Mulder over het verzetswerk van zijn vader Mulder in Harmelen dat Jozef Ascherl ook diverse keren als verzetscontactpersoon bij hen thuis in Harmelen is geweest.
Ascherl is ook betrokken bij het in leven houden van de onderduikers door ze van bonkaarten te voorzien en aan illegale papieren te helpen. Het werk voor onderduikers ontwikkelt zich snel. Er moeten steeds meer mensen onderduiken, Joden, studenten, werkweigeraars, krijgsgevangenen, verzetsmensen enz.
Van de stad Utrecht zijn enkele cijfers beschikbaar over de hulp aan onderduikers. In oktober 1943 zijn er 70 á 80 bonkaarten nodig per maand, in december 1943 al 700 en in maart 1944 3500. Het aantal onderduikers dat met geld moet worden ondersteund, bestaat in oktober 1943 uit 40 personen, in december 1943 uit 300 en in maart 1944 uit 2000 te ondersteunen mensen.
Door zijn werk voor onderduikers raakt Ascherl betrokken bij de Landelijke Knokploeg (LKP) en helpt hij in onder meer Noord Brabant om overvallen voor te bereiden en uit te voeren. Zo rolt hij het gewapende verzet in.
Zaterdagavond 1 juli 1944 wordt hem fataal. Ascherl is die dag nog in Kampen voor een afspraak met Henk Nijenhuis. Nijenhuis herinnert zich: Toen Jos Ascherl weer een hele dag bij ons was en hij om zes uur s avonds per trein naar huis zou vertrekken, zei hij een heel vreemd gevoel te hebben ; alsof er iets zou gaan gebeuren. Wij probeerden hem nog over te halen te blijven slapen, maar hij moest terug, zei hij. Door verraad van Jo Peperkamp, een vertrouwensman van de SD (Sicherheits Dienst), worden Jos en zijn vrouw die avond in hun huis Het Zonnetje aan de Wethouder Diemontlaan (nu Pijperlaan 21) opgepakt. Bij de huiszoeking worden er een koffer met wapens en Duitse uniformen gevonden. Ook de buurman en nog een paar andere kameraden worden diezelfde avond opgepakt. Jos wordt eerst naar het SD-hoofdkwartier aan de Maliebaan gebracht maar al snel daarna naar het later beruchte Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Zijn vrouw blijft in Utrecht en wordt al weer snel vrijgelaten.
In Amsterdam komt Ascherl in een cel met twee Amsterdammers met wie hij het goed kan vinden. Na drie weken mag hij een eerste brief van drie kantjes naar huis sturen.
Lieve Vrouw,
(…) De eerste dag van mijn gevangenneming was wel de meest onprettige dag die ik in mijn leven heb doorgebracht. Niet zoozeer om het geval, dan wel die adembenemende onzekerheid. Jij was gelijk met mij gepakt maar bleef gelukkig in Utrecht (…) Den volgenden dag ontving ik de volgende boodschap; Je vrouw is vrij, van der Vange en je buurman zijn ook vrij (…) en Peperkamp heeft de zaak verraden (…) Ik kon opeens weer aan je denken met een glimlach in mijn oogen en volgde je in mijn gedachten door het heele huis (…) Pa en Ma zijn zeker veel om je heen (…) Ik weet zeker dat je erg dapper bent als je daarbij je vertrouwen niet verliest, heusch, dan komt alles fijn in orde.
Verder schrijft Ascherl aan zijn vrouw dat hij tegen elke wraakgedachte is. Ieder mensch heeft recht op vrede en geluk na beëindiging van dezen menschonteerende oorlog.
In de cel kan hij het goed vinden met de twee Amsterdammers, ook al valt het natuurlijk niet altijd mee. Op woensdagen is het ‘’feest’’, dan is het voor ons R.K. dag, dan gaat opeens je celdeur open en staat voor je deur een roltafel met daarop groote bruine zakken van plus minus een halve meter lang en evenredig dik. Achter die roltafel staat een dame van het roode kruis* (… ) Ik zal je de inhoud van zo’n zak schilderen. Een half pond aardbeien in kartonnen beker, een pond kersen in stevig papier, twee beschuitbollen met zeer dik boter en suiker, twee puntbroodjes met boter en kaas (volvet), acht boterhammen wit brood met dik boter en suiker, benevens chocoladehagel (echt), een stuk metworst van minstens 2 ons, tien tomaten eerste soort, 12 reepen kantkoek a 25 centimeter lang (kwaliteit vooroorlogs) plusminus 2 ons suiker en tot slot acht sneetjes roggebrood met dik boter en oude kaas. En zoo krijg je twee zakken vol. Als je alles zoo voor je uitgestalt ziet staan, dan weet je heusch niet waaraan je het eerst zult beginnen. Wat een vreugde dat in de cel brengt is niet te beschrijven. (…) In de hoek van de cel naast mijn opklapbed staat een aardig kastje tegen de muur met vier oplegplanken en daarin berg je al dat heerlijks netjes op. (…) Alles is in de cel belangrijk en heeft ieders volle aandacht.
*Ascherl spreekt hier duidelijk over de rijkelijk gevulde Rode Kruis zakken in de gevangenis. Het in november 2017 verschenen onderzoek van het NIOD getiteld Kwesties van leven en dood van Regina Grüter over de rol van het Rode Kruis tijdens de oorlog schetst een heel ander beeld. Volgens dit onderzoek was het Rode Kruis in de oorlog veel te passief en kwam onvoldoende op voor de meest kwetsbaren. Eén van de conclusies is dat het Rode Kruis geen voedselpakketten heeft verstuurd naar Joden, Roma, Sinti en politieke gevangenen in binnen- en buitenland. Maar er waren ook Rode Kruisers door het hele land die wél voor de kwetsbaren opkwamen ondanks het passieve bestuur. Blijkbaar was er in het geval van Ascherl sprake van een gunstige uitzondering.
Ook krijgen Ascherl en zijn celgenoten boeken in de cel, twee boeken per week per persoon. Die worden van a tot z gelezen en uitgewisseld. Ook al zijn ze een beetje gevangenisachtig. Ze worden ook onderling besproken. In één van de boeken, zo schrijft Jos aan zijn vrouw, staat in blokletters geschreven:
In deze bajes zit geen gajes,
Maar Hollandsch Glorie potverdorie
Ascherl heeft veel vragen en hoopt dat ze snel beantwoord kunnen worden door zijn vrouw zodra ze hem mag schrijven. Zo weet hij niet hoe lang zijn vrouw is vastgehouden en hoe het huis eruit zag na haar terugkomst. En of ze veel hebben meegenomen en of ze naast het huis ook de tuin ondersteboven hebben gehaald? En is het Verkade blik verdwenen, je weet wel welk blik ik bedoel.
Hij eindigt zijn brief vol vertrouwen en is optimistisch over een goede afloop. Als hij drie maanden in de gevangenis zit mag zijn vrouw hem komen bezoeken. Hij maakt een klein rekensommetje. Per 1 juli kwam ik in de lik terecht, 3 maanden verder zou 1 October zijn voor je mij zou mogen bezoeken. Zeg nu zelf eens, duurt dat niet veel te lang? Ik weet niet of je met den toestand aan de fronten op de hoogte bent? Wij hier wel, want het systeem luisteren, tikken en kloppen is hier werkelijk geperfectioneerd, zodat de laatste nieuwtjes wel door de heele lik bekend zijn (…). Ik geloof niet, dat er nog één in Nederland rondloopt die gelooft, dat de oorlog nog langer dan October duurt. Als de oorlog achter de rug is en je stelt je onmiddellijk in verbinding met onze Burgervader en verzoekt hem onmiddellijk stappen te willen doen om mij uit de lik te krijgen, dan ben ik misschien half October weer thuis en bij je lieve schat en ga dan nooit meer van je weg (…). Ik heb me nu al heelemaal ingesteld op den tijd dat we weer bij elkaar zijn: dat eene weet ik zeker, we gaan een gelukkige tijd tegemoet, waarin we veel, heel veel samen zullen zijn en samen zullen beraadslagen en werken. Het is mijn innigste wensch, dat daarin nooit meer verandering zal komen.
Kop op en vol vertrouwen,
De toekomst te gemoed, Je lieve man Jos.
En dan volgt er nog een soort P.S. waarin Jos zijn vrouw vraagt áls ze hem schrijft om dan ook een pakketje mee te geven (…) van al de shag en sigaretten die je bijelkaar kunt trommelen (…). Op de Leidscheweg liggen minstens ….pakjes shag voor mij klaar. Zie maar zoveel mogelijk sigaretten te krijgen. Via Henk Doosjes aan Bob vragen om shag en sigaretten. Ook Bakker en Veenendaal niet vergeten.
Lieve schat houd Goeden moed
en tot ziens Jos.
Wat hij niet aan zijn vrouw Jo schrijft is dat hij door de SD zwaar mishandeld is. Ondanks alle mishandeling zwijgt hij als het graf en worden verdere arrestaties voorkomen.
Dan wordt Ascherl naar het concentratiekamp Vught vervoerd waar hij terecht komt in blok 21 en nummer 10800 krijgt. Hier zit hij tot 5 september 1944. Hier vandaan weet hij nog een handgeschreven brief naar Jo in Oudenrijn te sturen.
Zondag 20-8 ‘44
Allerliefste vrouw, de vreugde dat ik je schrijven mag stemt me over gelukkig. Ik geniet een buitengewoon goede gezondheid en hoop dit natuurlijk van jouw ook. DANK voor alle goede zorgen en de buitengewone snelheid waar mede je 1-e pakket hier aankwam. Het fruit ontving ik zojuist. Je zou me een groot genoegen doen me een beetje uitvoerig te schrijven hoe je tijdens mijn afwezigheid gevaren bent. Ik heb je natuurlijk veel vragen te stellen over jouw persoonlijk de meesten. Dus veel daarover schrijven. Hoe gaat het met Pa en Ma, werkt hij nog steeds bij ons op het land en komt Ma nog steeds ‘s middags. De meest hartelijke groeten aan de heele familie. Indien mogelijk weer 2 doosjes sigaretten en 2 pakjes shag, 1 pakje boter, suiker (klontjes), brood, biskwie en verder wat je zelf denkt. Lieveling gekust van je man Jos.
Vanuit Vught wordt Ascherl naar Sachenhausen Duitsland op transport gezet waar hij op 6 september aankomt. Hierna komt hij, hoogstwaarschijnlijk via concentratiekamp Neuengamme, op 16 oktober in het Ausenlager Husum Schwesing terecht, één van de 85 buitenkampen van Neuengamme bij Hamburg. Husum-Schwesing is een concentratiekamp in Sleeswijk-Holstein en is speciaal opgericht voor de aanleg van de Friesenwall, verdedigingswerken tegen de gevreesde landingen van de geallieerden op de Noordzeekust. De eerste lichting van 1500 gevangenen arriveert in september. De tweede lichting komt aan in oktober 1944 en telt 1000 gevangenen waaronder Jos Ascherl, kampnummer 57894. Ze worden vervoerd in veewagens.
Het kamp bestaat uit negen barakken waaronder één voor de zieken en staat onder leiding van SS Untersturmführer Hans Griem. De onverwarmde barakken zijn overvol. De gevangenen liggen met meerderen in één bed. De barakken zijn eigenlijk bestemd voor in het totaal 400 personen maar in oktober 1944 zitten er 2500 gevangenen. Deze moeten in het moerassige gebied onder toezicht van Kapo’s (Kameradschaftspolizei) allerlei werkzaamheden verrichten zoals het met de hand graven van tankgrachten. Ze staan daarbij de hele dag in het koude water. Diezelfde natte kleren moeten ze de volgende dag, nog steeds nat, weer aantrekken. De omstandigheden zijn barbaars. Er wordt dagelijks twaalf uur gewerkt, er wordt mishandeld met stokken en knuppels en honger geleden. Medische verzorging is nihil. Velen worden ziek: Mitte November befanden sich 734 Kranke im Lager, die an Darmkrankheiten, Lungen- und Rippenfellentzündungen, Herzkrankheiten, rheumatischem Fieber, Diphtherie, Tuberkulose und anderem litten.
Een maand na aankomst in dit kamp bezwijkt ook Jos Ascherl onder de erbarmelijke omstandigheden. Hij sterft op 16 november 1944 om 6.20 uur op 54 jarige leeftijd. Vele gevangenen met hem vinden er de dood. Het overgrote deel van de slachtoffers is Nederlander. Het sterftecijfer in dit buitenkamp Husum is het hoogste van alle buitenkampen van Neuengamme.
Jos Ascherl wordt begraven op het Ostfriedhof in Husum, maar wordt na de oorlog overgebracht naar het Ereveld in Loenen, graf C-152. Eind december 1944 wordt het kamp opgedoekt. Het kamp heeft maar drie maanden bestaan (van 26 september tot 29 december 1944). De overlevenden worden teruggebracht naar het concentratiekamp Neuengamme.
Jo Ascherl-Veenstra krijgt de schrik van haar leven als ze in december een Duits formulier ontvangt. Het blijkt een Sterbeurkunde. Hierin leest ze dat de bizenbahnbeambte Jozef Ascherl, katholisch, gestorven is. De Todesursache: wordt niet ingevuld.
Op de achterkant staat geschreven:
Geachte Mevr Ascherl,
U zult mij waarschijnlijk niet kennen. Ik ben Nijenhuis een vriend van Uw man.
Wij waren op zijn graf. De graven worden in orde gemaakt.
Van harte gecondoleerd met uw verlies,
Hoogachtend, J Nijenhuis
Putten
Om meer te weten te komen over haar man en de omstandigheden waaronder hij gestorven is plaatst Jo na de oorlog een advertentie in De Maasbode: Contact gezocht met medegevangenen Van Jos Ascherl.
Boudewijn van der Vlist, neef van Oom Jos en Tante Jo in maart 2015: Oom Jos is voor mij een verzetsheld in de letterlijke betekenis van het woord. Ik kan mij het verdriet van tante Jo nog goed herinneren, evenals de markante kop van oom Jos met die enorme bos haar.
Ook de twee andere leden van de verzetsgroep LO Utrecht Stad die in Oog in Al wonen, Jan ten Hove en Hendrik de Heus, worden verraden. Mogelijk door een kostganger die bij De Heus inwoont. Op 13/14 augustus 1944 worden ze opgepakt. De Duitsers doen een inval bij Ten Hove in de Brahmsstraat en ze zijn goed op de hoogte van de plek waar de wapens zijn verborgen. Na een periode in de gevangenis aan het Wolvenplein worden Ten Hove (33 jaar) en De Heus (38 jaar) naar kamp Vught overgebracht.
Maar op Dolle Dinsdag 5 september en de dag erna wordt het kamp in alle haast door de Duitsers ontruimd in verband met de oprukkende Geallieerden. Veel gevangenen worden op transport gezet, de mannen naar Sachenhausen waaronder Jos Ascherl en de vrouwen naar Ravensbrück. Ten Hove en De Heus wachten een ander lot. Van juli tot september worden er op de fusilladeplaats in het bos op 15 minuten lopen van het kamp honderden verzetsmensen geëxecuteerd. Onder hen Jan ten Hove en Henk De Heus. Zij worden op 6 september gefusilleerd samen met nog twee andere leden van dezelfde groep LO Utrecht Stad, Willem Vos en Hendrik Doornekamp. Het executiepeloton bestaat voor een groot deel uit Nederlandse SS’ers, belast met de buitenbewaking van het kamp. De gevangenen in het kamp kunnen de schoten horen. Anderhalve maand later, op 26 en 27 oktober 1944, wordt kamp Vught bevrijd. Er is dan niemand meer aanwezig.
In juni 1945 leeft de echtgenote van Hendrik de Heus uit de Chopinstraat nog steeds in onwetendheid over het lot van haar man, hetgeen blijkt uit de volgende advertentie in het Parool van 23 juni 1945. Dit terwijl haar man in september 1944 al in kamp Vught vermoord is.
Na de oorlog wordt er een monument opgericht op de fusilladeplaats bij kamp Vught. Op het gedenkteken staan de namen van 329 mannen die hier zijn geëxecuteerd. Na de ontruiming van het kamp wordt door enkele omwonenden een houten kruis opgericht; koningin Wilhelmina is in 1945 bij de eerste herdenking aanwezig. Het stenen monument met de namen van geëxecuteerden is op 20 december 1947 door prinses Juliana onthuld. Onder de namen bij Utrecht op het monument staan ook de namen van Jan ten Hove en Hendrik de Heus.
In 1949 wordt Jan ten Hove alsnog opgenomen in het overlijdensregister van de Gemeente Utrecht.
In datzelfde jaar hertrouwt weduwe Johanna ten Hove-Kooij met J. Verhorst. Ze blijft tot 1964 in de Johannes Brahmsstraat wonen.
De verrader van Jos Ascherl, Jo Peperkamp uit Den Bosch staat in 1948 terecht voor zijn daad. Het Algemeen Dagblad: Alles wat bij behandeling dezer zaak en het getuigenverhoor aan het licht kwam, was even onsmakelijk als laag en gemeen. Verraad aan de S.D. in de Euterpestraat te Amsterdam van twee illegale werkers, J. Ascherl uit Utrecht en J. Donckers uit Amsterdam die beiden de dood vonden (…). De advocaat-fiscaal sprak de woorden: Deze beklaagde is een S.D.-schooier eerste klas. Er wordt 20 jaar celstraf geëist.
Ascherl wist toen hij in het Huis van Bewaring in Amsterdam zat van het verraad door Peperkamp en ook dat Peperkamp Donkers uit Amsterdam had verraden die Ascherl blijkbaar ook kende. Zo schreef hij immers: Henk Donkers is ook gepakt en Peperkamp heeft de zaak verraden.
In de gemeente Oudenrijn wordt na de oorlog een bronzen gedenkplaat aangebracht op de buitenmuur van het gemeentehuis aan de toenmalige Rijksstraatweg 74 met daarop de naam van Jos Ascherl en nog twee andere verzetsstrijders uit Oudenrijn, Frits van Balen (Rijksstraatweg) en Jan van den Brink (Galecopperdijk).
Na de samenvoeging van een deel van Oudenrijn met de gemeente Utrecht en een ander deel met de gemeente Vleuten-De Meern is er door de gemeente Vleuten-De Meern een nieuw gedenkteken gemaakt met alle verzetsslachtoffers uit deze gemeente op één gedenkteken. Dit verzetsmonument met de namen van Jos Ascherl, Frits van Balen, Jan van den Brink en Dr. Z. Regelink (Uit Veldhuizen) staat sinds 1967 in het Prins Willem Alexanderplantsoen in De Meern.
Ook de Nederlandse Spoorwegen herdenkt zijn omgekomen hoofdkantoormedewerkers uit 1940-1945 op een plaquette in De Inktpot aan het Moreelsepark. In het trappenhuis hangt een gedenkplaat TER NAGEDACHTENIS AAN HEN DIE VIELEN met 31 namen waaronder die van Jozef Ascherl. Ook wijkgenoot en NS-collega Joseph Abraham Klein uit de Dantelaan staat er tussen. Deze gedenkplaat hing oorspronkelijk bij de ingang van het 3-e Administratiegebouw van de NS (HGBIII) aan het Moreelsepark en werd op 17 september 1948 onthuld. Onder de namen is een afbeelding van een gevleugeld wiel aangebracht. Dit is het voormalige symbool van de Nederlandse Spoorwegen.
Buiten voor de deur van de Inktpot staat Het ‘Monument voor Gevallen Spoorwegpersoneel’ een beeldengroep van vier figuren, twee mannen en twee vrouwen, waarvan één met kind, gemaakt van Frans kalksteen. Op twee kanten van het voetstuk zijn bronzen gedenkplaten aangebracht. Hierop zijn de namen van 477 omgekomen spoorwegambtenaren te lezen waaronder de naam van Jos Ascherl.
De inscriptie op de voorzijde van het monument is een gedicht van Hendrik de Vries:
‘AAN HEN DIE NIMMER BUKTEN.
‘T GEHEIM EN HECHT VERBOND
VAN WREKERS DER VERDRUKTEN
VOOR WIE GEEN RECHT BESTOND.
DER WEERLOOS WEGGERUKTEN
GEKWELDEN EN GESARDEN
WAAR ZOVEEL WACHTENSMOEDEN
IN ROUW EN VREES VERSTARDEN.
WAT SLAGEN OOK MISLUKTEN
WAT MAKKERS WREED VERBLOEDDEN.
ZIJ STREDEN EN VOLHARDDEN. 1940 – 1945
ONTHULD OP 17 SEPT. 1949, 5 JAAR NA
HET BEGIN VAN DE SPOORWEGSTAKING.
DIRECTIE EN PERSONEELRAAD.’
Opdat wij niet vergeten
Jos Ascherl, Jan ten Hove en Henk de Heus; zij woonden hier in de wijk ‘’bij ons om de hoek’’, verzetshelden uit Oog in Al, verraden en nooit meer thuis gekomen. Zij staan vermeld op de Erelijst van Gevallenen 1940-1945. Zolang een naam genoemd wordt, blijft de herinnering leven.
Met veel dank aan Boudewijn van der Vlist.
Bronnen:
Foto bovenaan: afbeelding afkomstig uit het Tijdschrift voor Spoor en Tramwegen, 1946, pag 376.
Utrechts Nieuwsblad 14 juli 1928, 16 juli 1932, 11 februari 1933, april en 15 mei 1935, 7 oktober 1935, mei 1943 en 29 april 1949.
Algemeen Handelsblad 11 februari 1948
NIOD brieven 247, nr 112 en 113 Correspondentie van J. Ascherl. Brieven aan zijn echtgenote
W. M. Rasch, Het Verzetsmonument in De Meern, in het Tijdschrift van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens & Leidsche Rijn, 2009, nr 1, p.8-13
Kees Bauer, Het Grote Gebod, gedenkboek van het verzet in LO en KP, Deel 1, Hoofdstuk 1, B. De provinciale geschiedenissen der LO ; LO Utrecht en de Betuwe
Lizanne Gille, De geschiedenis van een krant in oorlogstijd, Bachelorscriptie geschiedenis Utrecht 2014
Willem Smit, Utrechtse jeugdherinneringen bij een afscheid, Hilversum 2003
Jan Willem Stolk, Nederlands Onderduikers Paradijs, De Noordoostpolder in bezettingstijd, Steenwijk 1987
Bettina van Santen, eindredactie Jan van Oudheusden, Architectuur en stedebouw in de gemeente Utrecht 1850-1940, Zwolle 1990
Boudewijn van der Vlist, Herinneringen oorlogstijd Oog in Al, maart 2015, privé correspondentie.
Wim Mulder, Jan Schutte, Verzet in Harmelen 1940-1945, Stichts-Hollandse Historische Vereniging
Digitaal Monument vriendenkring Neuengamme
KZ Gedenkstätte Husum Schwesig, KZ Gedenkstätte Neuengamme
Wikipedia Husum Schwesig
Erelijst van Gevallenen 1940-1945
Nationaal Ereveld Loenen
Nationaal Monument Kamp Vught
Stichting Nederlandsch Verzetsmonument
Oorlogsmonumenten Nationaal Comité 4 en 5 mei
Beste Anna,
Zeer veel dank voor je Oog in Al in beeld. Vooral het feit dat de heer De Heus in ons huis woonde, roept ook emoties op.
Groeten van
Frans Middelham.
Dag Anna, wat heb je weer een geweldig speurwerk achter de rug! Hierdoor is mij nu eindelijk na al die jaren duidelijk geworden wat voor bijzonder mens mijn Oom Jos moet zijn geweest. Je hebt van hem een indringend en zeer gedetailleerd beeld geschetst, iemand waar in de eerste plaats onze familie, maar ook de wat meer verborgen wereld van het Utrechtse verzet best trots op mag zijn. Iemand met principes, die zelfs onder de hoge druk der Nazibeulen nog standvastig blijft en zijn kameraden niet heeft verraden. Je moet dat maar net kunnen opbrengen, maar hij deed het. Met recht een verzetsheld, zoals ik die mij probeerde voor te stellen en waarvan het beeld mij eigenlijk nu pas duidelijk is geworden. Dank zij jouw inspanningen!
Boudewijn Van der Vlist
Mooi verhaal weer Anna, dank je!
Heel interessant om te lezen. Ik ben in Oog in Al geboren
Ik heb in de oorlog in de Franz Schubertstraat gewoond. Bevrijding ook meegemaakt als 7 jarige.
Mijn oom was Anton van Veenendaal. Ik ken die buurt goed.
Dank je wel voor het artikel!
Miep Wijnen- van Veenendaal uit Breda
Jos was een jongere broer van mijn opa Johann Christoff. Ascherl (1883-1967)
Wat prachtig in beeld gebracht.
Ik (*Ben Acherl (1954-) heb het direct naar mijn twee broers doorgestuurd.
Mijn vader (1922-1991) had 6 zussen.
Mijn oudste broer *Hans (1951-) heeft *2 zoons, (die weer *twee zoons heeft) en een *dochter (met een dochter)
Mijn jongste broer *Roel (1956) heeft een *dochter (met een dochter)
Mijn zus (1951-1974) was getrouwd en heeft 1 zoon
Ikzelf heb *twee zoons.
* Dit zijn de enige met de naam Ascherl in Nederland
Dankjewel!
Een vriendelijke groet,
Ben Ascherl
Lelystad
Beste Ben,
Dank voor je reactie en het toesturen van familiegegevens van de familie Ascherl.
Bijzonder om te horen dat jouw opa Johann Christoff de oudere broer van Jos Ascherl was.
En veel dank voor de tip van het boek over de Noordoostpolder in bezettingstijd getiteld het Nederlands Onderduikers Paradijs van Jan Willem Stolk uit 1987. Hierin wordt gesproken over de contacten van Jos Ascherl met een voorman van het verzet in de NOP, Henk Nijenhuis.
Ik heb het bovenstaande artikel met deze informatie aangevuld.
Bedankt,
Anna
Bijzonder dat ik dit artikel bij het googlen vind! Jos Ascherl was de oom van mijn moeder greetje van houten. Haar moeder was en zus van “oom jos”,haar lievelingsoom. Hij heeft haar geleerd hoe ze een vogel op haar hand kon lokken, want oom jos was volgens haar een echte natuurliefhebber. Ze sprak zelden over zijn vreselijk lot in de oorlog, waarschijnlijk omdat haar vader in de hongerwinter aan een longontsteking is overleden, en dat alles overheerste.
Joost bak
Nog even een aanvulling op mijn vorige bericht: ik beschik nog over 2 foto’s waarop Jos Ascherl staat, beide waarschijnlijk van rond 1912. Ook van zijn moeder (mijn overgrootmoeder Katharina Petz) heb ik nog een foto. De familie (inclusief Jos) is trouwens nog een jaar teruggegaan naar Bohemen, rond 1900. De reden is mij tot op heden onbekend. Mijn oma (Catharina van Houten-Ascherl – de zus van Jos) heeft tegen mijn moeder verteld dat ze daar de boheemse kinderen dubieuze Nederlandse woordjes leerden en daar veel lol over hadden. Mijn oma sprak trouwens nooit over bohemen, of Südeten Duitsland en al helemaal niet over Tjechoslowakije (waar Wassersuppen ligt), maar over Oostenrijk. Ik ben een “Oostenrijkse” zei ze. Waarschijnlijk stamt dat uit de tijd van de Donaumonarchie, Oostenrijk-Hongarije.
Overigens komen de Ascherl’s volgens het boekje “Wassersuppen und seine Glashutten” van Annemarie Müller oorspronkelijk uit Würtemberg.
Beste Joost,
Wat bijzonder om nog een reactie te ontvangen van een familielid van Jos Ascherl, van de kleinzoon van Catharina van Houten-Ascherl, de zus van Jos! Veel dank voor de twee foto’s waarop Jos staat in zijn jongere jaren. Mooi om zo wat meer beelden te hebben. Beide foto’s staan inmiddels in het artikel. Een waardevolle aanvulling. Dank daarvoor, Anna
Wat bijzonder om dit te lezen. Wat mooi en uitgebreid geschreven.
Jos was de broer van mijn overgrootmoeder (Catharina).
Ik ben leerkracht en heb een deel van dit verhaal gebruikt als voorbeeld voor een opdracht over ‘persoonlijke verhalen uit de Tweede Wereldoorlog’.
Heel bijzonder vond ik het om het verhaal van de oom van mijn opa (ook genaamd Jos) te kunnen lezen en weer vertellen.
Evelien