In 1951 komt Willem (Wim) Sprenger (1916-1979), journalist van de Volkskrant, op de Joseph Haydnlaan 45 in Utrecht wonen. Na ruim 4 jaar ‘verslaggever’ te zijn geweest in Amsterdam, is hij vanaf 1950 aangesteld als ‘correspondent Utrecht’. Het correspondentschap in Utrecht is nieuw en Sprenger gaat hard aan de slag om een netwerk op te bouwen. Echtgenote Marie (Rie) Sprenger-Hogenhout (1919-2011) verricht veel liefdadigheidswerk binnen de Dominicusparochie en in de wijk Oog in Al. De kinderen gaan na de opening van de St Dominicusschool in de wijk naar school. Na ruim tien jaar gaat Sprenger in 1961 terug naar Amsterdam als sociaaleconomisch redacteur. Inmiddels geworteld in Oog in Al blijft het gezin in Utrecht wonen. In de wijk wonen ook veel katholieke vakbondsbestuurders en bevriende journalisten. Sprenger zal tot aan zijn overlijden in 1979 bij de Volkskrant blijven werken. Zijn rubriek Sociale Actualiteiten geniet grote bekendheid. Rie blijft tot 2010 op de Joseph Haydnlaan wonen.
Willem Sprenger

Willem Sprenger wordt als oudste zoon van Antoon Sprenger, loodgieter en Maria Voet, naaister, op 10 juni 1916 in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt geboren. Vader Antoon wordt later postbesteller en sorteerder op de posttrein. Het gezin telt zes kinderen en woont op verschillende adressen in Amsterdam. Vanuit de Adelaarsweg 74-bovenhuis in Amsterdam Noord verlaat Wim na zijn huwelijk het ouderlijk huis. Hij heeft in 1932 zijn diploma MULO- A afgerond en wil graag journalist worden. Dit is een afwijkende beroepskeuze binnen de Sprenger-familie van loodgieters, machinisten en monteurs. Willem Sprenger begint zijn loopbaan bij dagblad De Tijd, waar hij 7 jaar op de redactie en de administratie werkt. Willem behaalt er zijn diploma machineschrijven in 1933 en doorloopt de Handelsavondschool. Eind 1939 wordt hij kantoorbediende bij Wiering’s Weekblad (dit wordt later het Amsterdams Stadsblad). Al snel schrijft hij artikelen voor het weekblad. Hij verdient daar naar eigen zeggen een behoorlijk salaris. Deze huis-aan-huiskrant was vernoemd naar de oprichter Carel Wiering en was niet alleen een advertentieblad maar schreef ook over landelijk en internationaal nieuws. De krant neemt ook regelmatig stelling. De Utrechtse Courant verwijt het blad in 1936 bij de Spaanse Burgeroorlog van een ’roode voorkeur’. Wiering´s Weekblad is anti- NSB en schrijft in 1937: Als wij den heer Mussert een goeden raad zouden mogen geven, dan zouden wij zeggen: geeft het op, beste kerel, het is toch hopeloos. Nederland is ‘niet te redden’ van de democratie, want het zal liever sterven in schoonheid met de democratie, dan leven met het fascisme. Het blad Volk en Vaderland van de NSB reageert met: Wiering’s Weekblad ijlt.

In de oorlog weigert Sprenger om lid te worden van de door de Duitsers ingestelde Kultuurkamer en raakt hij zijn baan kwijt. Ook Wiering’s Weekblad wordt in 1942 gedwongen te stoppen. Om toch wat te verdienen gaat Sprenger bij de Ford-fabriek (sinds 1932) op de Hemweg aan de slag als cleaner. De directeur is een Amerikaan. Hier werkt ook Rie Hogenhout op de administratie, met wie hij ‘verkering’ krijgt.
Jongen, waar begin je aan…
Na de oorlog kan Willem aan de slag bij het Gewestelijk Arbeidsbureau. Op het Centraal Station moet hij mensen registreren die uit Duitsland terugkomen. Daarbij moet hij uitzoeken waarom ze naar Duitsland waren gegaan om zo degene die ‘fout’ waren eruit te pikken. Ook werkt hij op het kantoor van het Arbeidsbureau in de Doelenstraat. Maar de ambities van Sprenger liggen bij de journalistiek. Hij solliciteert onder meer bij de Maasbode en de Volkskrant. En in augustus 1946 wordt hij door hoofredacteur Joop Lücker van de Volkskrant aangenomen als journalist. Zijn droom komt uit. Rie: Het was zijn droom: werken in de journalistiek. Waar het vandaan kwam, ik weet het niet. Zijn peetoom Willem (oudste broer van vader Antoon Sprenger) directeur van de Hollandse Vetsmelterij, zei als hij er weer eens over begon: jongen, waar begin je aan…
Rie Hogenhout

Rie wordt geboren op 6 maart 1919 in de Kinkerbuurt in Amsterdam als oudste van zes kinderen. Haar ouders zijn Cor Hogenhout, timmerman en Alida Sallé, tot aan haar huwelijk hoofd keuken in een pension. Vader is actief in de vakbond van timmerlieden en Rie mag helpen met het schrijven van de enveloppes en het rondbrengen van de convocaties (uitnodigingen voor een vergadering).

Rie volgt na de lagere school de 3-jarige MULO en krijgt nog les van de nonnen. Na de MULO zoekt ze als 16 -jarige werk en haar eerste baantje is achter de kassa bij een kruidenier. Ze moet hier de hele dag blijven staan want zitten als er niemand in de winkel is wordt niet toegestaan. Niet lang daarna wordt Rie jongste bediende bij de textielhandel Alphons Bosch op de Herengracht 139. Bosch verkoopt onder meer sokken en stropdassen van buitenlandse textielfabrieken. Grote klanten zijn De Bijenkorf en modemagazijn Gerzon. Rie mag er de telefoon opnemen en verwerkt de bestellingen. Het gezin Hogenhout woont inmiddels in Amsterdam Noord aan het Kraaienplein. In de oorlog gaat Rie bij de Ford-fabriek aan de Hemweg op de administratie werken. Marie: als je daar kwam werken dan werd er voorzichtig gepolst of je goed was. Iedereen bij Ford was ‘goed’ Alleen de chef was door de Duitsers aangesteld.

Verkering
Van Rie Sprenger, een vriendin van Rie Hogenhout, hoort Rie van Rie’s broer Willem Sprenger die nog thuis woont. Familie Sprenger woont vlakbij in Amsterdam Noord en Rie kent Willem wel via haar werkgever Ford waar hij ook werkt. Hij zegt haar daar weleens gedag. Via zijn zus Rie laat hij nu weten dat hij weleens nader kennis wil maken met Rie. En zo geschiedt. Rie en Willem spreken af om een keer op zondag naar het Koffiehuis te gaan tegenover het Centraal Station. Rie drinkt daar haar eerste biertje. En Willem brengt haar na afloop naar huis. Daarna zien ze elkaar in de kerk en wordt er veel samen gewandeld, altijd op zondag. Door de week, ook op zaterdag, wordt er gewerkt. Rie: en je kon eigenlijk nergens heen, de wereld stond op zijn kop, het was oorlog. Na verloop van tijd gaat Willem ook mee ‘naar boven’ in het ouderlijk huis van Rie.

Zomer 1942, samen er op uit
In de zomer van 1942 lukt het Willem en Rie om er samen een paar dagen op uit te gaan. Op maandag 20 juli willen ze een dagje naar het Gooi maar door de aanhoudende regen blijven ze liever in de stad. Ze besluiten naar de tentoonstelling ‘Stad en Land’ in het Stedelijk Museum te gaan. Omdat het inmiddels gebruikelijk is dat onderweg rijwielen in beslag worden genomen pakken ze de tram.

Op de tweede dag van ´de vacantie’ ziet het weer er beter uit en kan het uitje naar het Gooi doorgang vinden. Ze reizen per bus met houtgasgenerator naar Bussum en bezoeken daar enkele boekhandels en Willem koopt voor Rie het boek van Ernest Claes Toen ons-lieve-vrouwke heuren beeweg. Na een terrasje en een lunch met eigen meegebrachte boterhammen wandelen ze door naar Laren. Op dag 3 staan Egmond en Bergen op het programma. In Egmond wordt de Abdij bezocht en daarna lopen ze door de duinen naar Bergen. Via Alkmaar reizen ze per trein weer naar huis. Op vrijdag 24 juli staat Den Haag op het programma waar ze onder meer het Binnenhof en de Gevangenpoort bezoeken. Hierna zit ‘de vacantie’ er weer op.
Verloving, 15 augustus 1943

Het is midden in de oorlog en daarom wordt de verloving eenvoudig gevierd. Rie: Koffie en gebak van Lieuwma (banketbakkerij op het Kraaienplein 6) voor de vaders, moeders, broers en zusters bij Wim in de Eksterstraat, dat was het wel zo’n beetje.

Bij Rie thuis op het Kraaienplein 20-boven is er een receptie van 2-4 uur. Een trouwerij in de oorlog willen ze niet dus dat wordt uitgesteld tot na de oorlog. Er wordt al wel begonnen met het sparen voor de uitzet. Bij het gerenommeerde Kristalhuis Muller op het Rokin wordt het eerste glaswerk aangeschaft.

Rie werkt bij het Militair Gezag
Rie: na de bevrijding ben ik van Ford naar het Militair Gezag op de Levantkade gegaan. Ze draagt er een militair uniform en verdient goed, 180 gulden per maand. Mensen die terugkwamen uit Duitsland worden op het KNSM-terrein aan de Levantkade in barakken opgevangen. Zij moeten worden ingeschreven waarbij er onderscheid gemaakt wordt tussen mensen die dwangarbeid hebben verricht en mensen die zich vrijwillig hebben aangemeld of bij de NSB of SS hebben gezeten. Rie werkt op de administratie en verzorgt daar alle inschrijvingen waarbij ze van alles goed moet uitzoeken. Soms moet ze voor wat meer informatie naar de barakken en dan hoort ze: pssst, daar komt juffrouw Hogenhout….Rie: één van die mensen die bij ons in de barakken zat was de laatste burgemeester van Amsterdam, Voûte. Voûte zal uiteindelijk worden veroordeeld voor collaboratie. Rie werkt er tot aan haar trouwen in mei 1946.
Huwelijk, 29 mei 1946

Een woning vinden was niet makkelijk zo net na de oorlog. Maar via via horen ze van de familie Hendriks op de Hogeweg 92 die wel iemand in huis willen nemen om de kosten te drukken. Ze krijgen er een kamer en een zijkamertje aan de straatkant op 2-hoog en de keuken moeten ze delen. Wim en Rie zijn blij: ze hebben een huis! En kunnen nu gaan trouwen. Rie: voor de inrichting scharrelden we alles bij elkaar. Een bed via een advertentie in de krant. Een matras weer via een ander advertentie ergens anders. Rie: zo zag ik ook een advertentie van iemand uit de buurt van Hilversum die een lange witte bruidsjapon te koop had. Ik wilde persé in het wit trouwen. En ben er alleen op af gegaan. Geld mee en met tram en bus naar Hilversum. De andere spullen voor het huishouden scharrelde je bij elkaar. Van deze of gene kreeg je wat. Je was al blij als je twee borden had en een pannetje. Een haard was er niet in onze kamer, er was ook geen schoorsteen. We hebben toen iets van een kacheltje gekocht, heel primitief allemaal. Je kunt je nu nog nauwelijks een voorstelling maken van hoe weinig je in die tijd had.

Als Wim en Rie in de Sint Ritakerk trouwen is de kerk nog ernstig beschadigd van het bombardement van de geallieerden op 17 juli 1943. Het doelwit was eigenlijk de Fokker vliegtuigenfabriek (die in Duitse handen was) aan de Papaverweg, maar de Engelsen misten doel en de bommen kwamen terecht in de naastgelegen woonwijken en gebouwen, waaronder ook de Sint Rita kerk. De kerk kreeg een voltreffer, met dodelijke slachtoffers als gevolg.

Vlakbij het Tolhuis wordt de bruiloft gevierd in een zaaltje van de oude schippersschool. Het Tolhuis zelf is te duur. Er is bier en limonade voor de gasten. De enige fles wijn is een cadeau voor het bruidspaar. De uitzet is bescheiden.
Het was zijn droom: werken in de journalistiek.
Bij de Volkskrant
In augustus 1946 wordt Willem Sprenger ‘redacteur’ bij de Volkskrant en hij zal hier tot aan zijn overlijden in 1979 blijven werken. Sprenger is heel blij met zijn aanstelling bij de Volkskrant. Hij heeft ook bij de katholieke krant de Maasbode gesolliciteerd maar de Volkskrant reageert als eerste. Na goedkeuring van de perszuiveringscommissie kan Sprenger aan de slag. Hij is dan 30 jaar. De meeste kopij schrijft hij nog met de hand.

De Volkskrant was in 1919 gestart als weekblad van de Rooms Katholieke Werkliedenvereniging (RKWV). De RKWV wordt na de oorlog de Katholieke Arbeidersbeweging (KAB) en vanaf 1964 Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV). De krant verscheen 1 x per week op donderdag. Vanaf 1920 om de dag en in 1921 werd het een dagblad voor bondsleden Dagblad voor het katholieke volk met hoofdredacteur Jan Vesters. Het jaar 1921 wordt als startpunt gezien van de huidige Volkskrant die in 2021 het 100-jarig bestaan viert. De krant werd gemaakt in Den Bosch maar verhuist in 1935 naar Utrecht en wordt daar bij de katholieke drukkerij Lumax –dat zoveel betekent als Licht- van Andries Oosterbaan aan het Ondiep 6 gedrukt. Een belangrijke mijlpaal in het bestaan van Lumax.

Op 14 januari 1935 rolt hier de eerste Volkskrant van de persen met een nieuw Volkskrant-logo in het lettertype Metropolis Bold. Dit lettertype is ontworpen door Oosterbaan, directeur (en grafisch ontwerper) van Lumax. Het Volkskrant-logo blijft 30 jaar hetzelfde en wordt in 1965 gemoderniseerd. Hieronder de krant van 2 januari 1935 met het oude logo, uit Den Bosch en de eerste krant van 14 januari 1935 met het nieuwe logo, uit Utrecht.

In het Lumax-gebouw, met modern interieur van architect Sybold van Ravesteyn, krijgt ook de redactie van de Volkskrant een plek. Hier komt het wereldnieuws via de telex binnen. Bij Lumax worden ook veel andere katholieke vakbondsbladen gedrukt en het beroemde kunstenaarstijdschrift De Gemeenschap.

Vanaf 1950 worden er ook (kinder)boeken gedrukt van uitgeverij De Lanteern van de KAB. De Lanteern wil goede en gemakkelijk leesbare katholieke boeken uitgeven. Zodat er meer volwassenen en kinderen gaan lezen. De Maasbode uit Rotterdam is in die tijd nog hét katholieke dagblad van Nederland.

Met het uitbreken van de oorlog wordt de krant in 1941 illegaal en de laatste Volkskrant in Utrecht verschijnt op 4 oktober 1941 met een ‘Afscheid’. Heden verschijnt De Volkskrant voor het laatst (…) hiermee wordt een stuk geschiedenis afgesloten, dat niet alleen de katholieke arbeidersbeweging betreft, maar ook -zij het kort- verbonden is met de vaak fel bewogen gebeurtenissen na Mei 1940.
Gelijk na de bevrijding rolt de eerste krant op 8 mei 1945 alweer van de persen. De krant bestaat door papierschaarste uit twee pagina’s. Hierbij de kop van de krant van 12 mei 1945:
Joop Lücker (29 jaar), oud-redacteur van de Telegraaf wordt de eerste hoofdredacteur na de oorlog met aan zijn zijde Carl Romme als politiek hoofredacteur. Romme zou later de KVP (Katholieke Volks Partij)- fractie gaan leiden in de Tweede Kamer. Lücker is al tegen het einde van de oorlog gevraagd door Romme en de voorzitter van de KAB, AC de Bruijn, of hij na de oorlog de leiding van de krant op zich wil nemen.

Na de oorlog wordt de krant bij de Telegraaf in Amsterdam gedrukt omdat de Telegraaf wegens collaboratie voorlopig verboden is. Daarna krijgt de Volkskrant een eigen gebouw met drukkerij op de Nieuwezijds Voorburgwal 345.

De Volkskrant is weliswaar vanuit Utrecht naar Amsterdam vertrokken maar de banden met Lumax blijven. In 1947 opent Lumax een filiaal in Amsterdam voor het zetwerk voor de krant. Lumax in Utrecht gaat een andere krant drukken namelijk het Utrechts Katholiek Dagblad (U.K.D). Onder leiding van Lücker ontwikkelt de Volkskrant zich tot een toonaangevende landelijke katholieke krant, Katholiek dagblad voor Nederland. Het aantal abonnees stijgt binnen een jaar tot 109.000 en tussen 1950 en 1960 tot 150.000. De krant wordt van vakbondskrant omgevormd naar een meer open informatieblad en is niet meer alleen gericht op katholieke arbeiders maar op brede lezersgroepen in katholieke kring.

Lücker ís de Volkskrant wordt er wel gezegd. Hij zet zich enorm in voor de krant en stelt hoge eisen aan zijn medewerkers. Lücker trekt columnisten aan als Godfried Bomans, Bertus Aafjes en Henri Faas. Als liefhebber van strips biedt hij ruimte aan Pa Pinkelman en Tante Pollewop van Bomans vanaf november 1945 en de Tom Poes-strip van Marten Toonder vanaf maart 1947. De strip van Bomans en tekenaar Carol Voges wordt een begrip. Hoogwaardigheidsbekleders waaronder politici worden regelmatig op de hak genomen. Hierbij één van de eerste strips waarin Pa Pinkelman wordt voorgesteld (20 november 1945) en een Tom Poes- strip van 1 juli 1947:
Ook politiek cartoonist Opland wordt door Lücker aangetrokken. Zelf levert Lücker bijdrages onder het pseudoniem Tinnegieter. De krant wordt een succes.
Rubriek Sociale Actualiteiten
De rubriek Sociale Actualiteiten is in 1945 begonnen en opgezet door Pater Ponsioen, socioloog en vriend van Joop Lücker. Op 8 november 1945 is het één van de eerste keren dat de rubriek verschijnt:
De rubriek wordt in 1948 (tot 1979) overgenomen door Willem Sprenger. In deze rubriek komen in de loop der jaren alle aspecten van de sociale zekerheid langs. Welke regels zijn er, waar heb je recht op, hoe pakt het uit in de praktijk. Werkloosheid en de WW, Kinderbijslag, het Ziekenfonds of de WAO, Kinderarbeid, Mensen in Nood, Vluchtelingen, Gastarbeiders, Vrouwenarbeid, noem maar op. Zo’n twintig jaar schrijft Sprenger deze rubriek zonder vermelding van zijn naam. Er wordt ondertekent met ‘van onze speciale correspondent’ of ‘van onze verslaggever’ Pas halverwege de jaren 60 wordt het gebruikelijk de naam van de journalist onder een artikel te plaatsen. De correspondent krijgt een naam. Vanaf midden jaren 60 wordt de rubriek ondertekent met Willem Sprenger. Sprenger schrijft zeer toegankelijk over moeilijke onderwerpen. Zijn columns hebben vaak een pakkende titel.
Bedevaart naar Lourdes
In juni 1949 mag Willem Sprenger namens de Volkskrant mee op bedevaart naar Lourdes. Deze reis wordt jaarlijks georganiseerd door de Katholieke Arbeidersbeweging. Met 600 pelgrims waaronder 160 zieken vertrekt de trein vanuit Eindhoven. Er reizen ook bestuurders van de KAB mee. In de Volkskrant komen verslagen over deze reis van onze speciale verslaggever. Dit moet wel Willem Sprenger zijn.

Vanuit Lourdes stuurt hij ook nog een kaartje naar huis naar de Postjeskade in Amsterdam. Met een zoen ook voor de kinderen Leon en Regientje.

Leon (1947) en Regina (1948) zijn de eerste twee kinderen (van de zeven) en worden in Amsterdam geboren. Ook zoon Jeroen (1950) wordt nog in Amsterdam geboren.

Verhuizing naar Utrecht

Vanaf april 1950 is Sprenger correspondent voor de krant in Utrecht en daarom verhuist familie Sprenger op donderdag 1 februari 1951 vanuit Amsterdam naar de Joseph Haydnlaan 45 in Utrecht. Het derde huis vanaf de Beethovenlaan. De oudste twee kinderen logeren die dag bij opa en oma Sprenger in Amsterdam en baby Jeroen gaat op schoot mee in de verhuiswagen van firma De Vré. Bij aankomst in Oog in Al zijn collega’s van Wim van de Oudenoord (Wim’s nieuwe werkplek) het huis aan het schoonmaken. Wim heeft dat zo geregeld. Ook Jan en Rie Goossens van de Hendrika van Tussenbroeklaan bieden gelijk hulp aan. Daarna worden de spullen neergezet. Maar zoveel hebben ze nog niet. Voor de voorkamer hebben ze precies één stoel. En alleen de kolenkachel in de achterkamer kan aan. Dat is alle verwarming. Kolen liggen in de schuur. Pas een paar jaar later komen er moderne meubels en een salontafeltje. Nog weer later een bureau en boekenkast.


Op een telefoonaansluiting is het lang wachten. Erg lastig voor een journalist dus zit Sprenger de eerste maanden dag en nacht op de Oudenoord. Als de Volkskrant hem op een zondag in juni nodig heeft bezorgen ze een telegram aan huis. Of hij de krant wil bellen. Sprenger zit net met de visite voor zijn verjaardag aan de koffie en moet dan hals over kop naar Hotel-Restaurant Den Hommel aan de overkant om met de krant te bellen. Daarna moet hij door naar een klus en de visite ziet hem die dag niet meer terug. Een heel gedoe zo zonder telefoon. Als de telefoon eindelijk na 4 maanden wordt aangesloten en nog maar nét is aangelegd belt de krant al. Voortaan noteert Rie alle vragen en telefoontjes bij afwezigheid van Sprenger. Rie: Een journalist deed in die tijd zijn verslaggeverswerk altijd met de taxi en de trein. Ook daardoor was de bereikbaarheid een groot probleem. We hadden daar wel goede afspraken over. Ik wist bijna altijd waar hij uithing voor het geval de krant belde. Dan gaf ik een telefoonnummer door. Of ik nam de boodschap in ontvangst, want hij liet altijd even van zich horen om te weten of er nog iets bijzonders was. Maar niet altijd lukte het goed.

In 1955 wil Sprenger een tweede telefoon als diensttelefoon in huis op zijn slaapkamer om zo tijdig gebeld te kunnen worden als kardinaal De Jong komt te overlijden. Maar de Volkskrant wil deze uiteindelijk niet vergoeden. Een collega zag de bescheiden en zachtaardige Sprenger niet eerder zo boos.
Het kamertje van Sprenger
Het correspondentschap voor de Volkskrant in Utrecht is nieuw. De Volkskrant is eigendom van de KAB en naar mate er meer ruimte komt in de krant qua aantal pagina’s wil men meer aandacht besteden aan vakbondszaken en sociale zekerheid. Veel katholieke bonden zetelen in Utrecht, waaronder de vakcentrale KAB en de bij de KAB aangesloten bonden. Ook het CNV (Christelijk Nationaal Vakverbond) zit in Utrecht. Sprenger krijgt een eigen werkkamer, kamer 12, op de begane grond, rechts van de ingang in het Huis van de Arbeid aan de Oudenoord 12. In de wandelgangen wordt dit ‘het kamertje van Sprenger’. Van hieruit werkt Sprenger aan de opbouw van een netwerk en aan goede contacten tussen de krant en de bond. Hij schrijft er zijn artikelen en verslagen en heeft er de beschikking over een typemachine, telefoon, dictafoon en telex. Hij reist per bus en taxi en declareert nauwgezet zijn onkosten.

Het Huis van de Arbeid is eigendom van de KAB en is in 1940 in gebruik genomen. Het gebouw is ontworpen door de gebroeders Herman en Evert Kraaijvanger uit Rotterdam.

Boven de ingang is een tegeltableau (1940) aangebracht, gemaakt door Albert Termote dat een stoet arbeiders voorstelt. Eronder komt in grote letters Kath Arbeiders Beweging boven de voordeur te staan.

In het trappenhuis bevindt zich een groot glas-in-loodraam van Karel Trautwein (nu nog te zien in de bibliotheek van de Universiteit van Nijmegen). Hierop staat een arbeidersgezin afgebeeld met op de achtergrond de Dom.

Het bestuur van de KAB zetelt in het Huis van de Arbeid met voorzitter AC de Bruijn en vanaf 1952 voorzitter Toon Middelhuis. Maar ook de redactie van het KAB-weekblad Herstel (later Ruim Zicht) met eindredacteur Louis Beumer is gevestigd op de Oudenoord 12. En het vakbondsblad voor de Katholieke Arbeiders Jeugd (KAJ) De Kajotter wordt hier gemaakt. Met zijn werkkamer in het Huis van de Arbeid zit Sprenger dicht bij het vuur.
In 1954 komt er naast Het Huis van de Arbeid een groot halfrond gebouw ten behoeve van de katholieke levensverzekeringsmaatschappij Concordia van de KAB. Op het dak komt een beeldengroep van een man met zijn gezin van de katholieke beeldhouwer René van Seumeren. Directeur Dekkers van Concordia woont ook in Oog in Al.

De eerste maanden in Utrecht maakt Sprenger kennis met de KAB, met voorzitter AC de Bruijn en vanaf 1952 voorzitter Toon Middelhuis. Ook gaat Sprenger langs bij de bij de KAB aangesloten bonden in Utrecht. Deze bonden dragen allen de naam van een heilige. Zoals St Eloy, de RK metaalbewerkersbond of St Joseph, de bouwarbeidersbond met voorzitter Bekker die op de Vleutenseweg woont. Een ander contact binnen de katholieke zuil is de katholieke drukkerij Lumax op Ondiep 6 waar van 1935 tot 1941 de Volkskrant werd gedrukt. Daarnaast gaat Sprenger langs bij het Katholiek Instituut van de Woningbouw bij Frans van der Gun, de latere loondeskundige van het NKV en Tweede Kamerlid voor de KVP. Ook bezoekt hij Jo Hendriks van de Katholieke Bond van Ziekenfondsen, de latere staatssecretaris voor Volksgezondheid in het kabinet Den Uyl.

Sprenger spreekt in zijn eerste kwartaalrapport van juli 1950 aan Lücker van vlotte contacten en een prettige samenwerking. Over zijn bevindingen, nieuwtjes, contacten en gesprekken doet Sprenger regelmatig verslag aan Lücker. De rapporten en verslagen naar de hoofdredactie openen steevast met: (Zeer) Geachte Heer Lücker en worden ondertekend met Sprenger.
In 1952 komt Lücker op het kamertje van Sprenger Jan van der Pluijm tegen. Van der Pluijm werkt bij het Internationaal Christelijk Vakverbond (ICV) dat ook in het Huis van de Arbeid gevestigd is maar dat binnenkort naar Brussel verhuist. Van der Pluijm blijft liever in Utrecht. Het ICV staat onder leiding van Albert van Istendael, de vader van de later bekende schrijver Geert van Istendael, die op de Lessinglaan woont. Lücker die op zoek is naar een journalist met kennis van het vakbondswerk, vraagt Van der Pluijm om bij de Volkskrant te komen werken. Daar heeft hij wel oren naar en hij wordt zelfs in 1964 de opvolger van Lücker als hoofredacteur. Van der Pluijm noemt het kamertje van Sprenger een belangrijke plek waar mensen elkaar ontmoeten en spreken. Van der Pluijm: Ik struinde veel rond op de andere vleugels van het Huis van de Arbeid, ontmoette er veel legendarische vakbondsleiders (…) en ook Volkskrant-journalist Wim Sprenger, die er zijn eigen kantoortje had. In dat kantoortje kwam op een gegeven maandag in 1952 de toenmalige hoofdredacteur van de Volkskrant Joop Lücker binnenstappen. Hij deed dat wel vaker tijdens langgerekte DB-vergaderingen die hij moest bijwonen, en daarom zorgde de consciëntieuze Wim Sprenger er wel voor, dat hij op maandagen altijd present was. Jan van der Pluijm blikt in 1981 terug op zijn aanstelling bij de Volkskrant, op ‘het kamertje van Sprenger’ en de rol van Sprenger: Zo kruisten zich de twee lijnen – mijn baan bij het ICV en het auditorschap (toehoorder) van de hoofdredacteur van de krant bij het maandagse topberaad van de KAB – in het kamertje van Sprenger en leidde dat tot mijn komst bij de krant. Het auditorschap had ten doel – evenals trouwens Sprengers aanwezigheid in het Huis van de Arbeid – om de communicatie tussen de krant en het Verbond zo intens mogelijk te doen zijn.
In 1959 krijgt Sprenger zijn onkostendeclaratie retour van Ad Overeem, redactiechef van de Volkskrant waarbij hem om een toelichting gevraagd wordt over zijn vele taxi gebruik. De reactie van Sprenger geeft een mooi inkijkje in zijn werkzaamheden waaronder het bijwonen van de ontvangst van Willy Brandt, de burgemeester van West-Berlijn aan Utrecht op het stadhuis en daarna door naar het galadiner in Pays Bas ter ere van Willy Brandt waarbij hij: als enige de Utrechtse journalisten moest representeren en dus geen verstek kon laten gaan. En hij licht zijn werkzaamheden en taxigebruik nog verder toe:



’s Maandags op de Oudenoord

De Volkskrant en de KAB zijn in de jaren 50, deels jaren 60, nog nauw met elkaar verweven. Elke maandag is er van 10 tot 14 uur een vergadering op de Oudenoord in Utrecht van het dagelijks bestuur van de KAB, waarbij hoofdredacteur Lücker van de Volkskrant als toehoorder aanwezig is, twintig jaar lang. Hij rijdt dan vanuit Amsterdam meestal eerst even langs de Joseph Haydnlaan om één van zijn dochters bij Rie Sprenger als oppas onder te brengen. Lücker kan goed overweg met voorzitter AC de Bruijn maar als deze in 1952 wordt opgevolgd door Toon Middelhuis worden de verhoudingen stroever. Ze verschillen regelmatig van mening over de door de Volkskrant te varen koers. Het standpunt van de KAB is dat de krant de vakbondsstandpunten en -nieuws moet weergeven en geen eigen koers kan varen. Op deze maandagen loopt Lücker altijd even langs bij Willem Sprenger. Rie Sprenger herinnert zich later dat Lücker vaak last van zijn maag had en dat er voor een kwartje zuiveringszout gehaald moest worden bij de apotheek. Als Lücker weer thuis komt na zijn bezoek aan de KAB in Utrecht ruikt volgens zijn vrouw zijn pak naar de sigaren van de vakbondsbestuurders. Zoon Jeroen: Als Lücker bij ons thuis langs kwam, dan mochten we even niet in de voorkamer komen.

Vakbondsreis naar Amerika
In de zomer van 1952 maakt Sprenger met een vakbondsteam bestaande uit zes man, een studiereis naar Amerika. Doel van de reis is om nader kennis te maken met de Amerikaanse vakbewegingsjournalistiek, andere vormen van vakbondspubliciteit en de scholings- en vormingsactiviteiten voor de (kader)leden. De drie vakbondscentrales sturen elk twee afgevaardigden. Voor de KAB zijn dat Louis Beumer, 45 jaar uit Utrecht (hoofd propaganda van de KAB) en Willem Sprenger, 36 jaar uit Utrecht (Volkskrant). Tijdens de reis zijn ze Lewis en Bill en blijven elkaar ook daarna nog zo noemen. Voor het NVV gaan Arie van Rossen mee, 44 jaar uit Den Haag (secretaris ambtenarenbond ABVA en later voorzitter) en Jan de Kok, 30 jaar uit Rotterdam ( hoofdredacteur bij de AMDB, Algemene Nederlandse Metaal Bewerkersbond). En voor het CNV gaan mee: Bauke Roolvink, 40 jaar uit Hilversum (Christelijke Metaal Arbeidersbond en de latere ARP-minister van Sociale Zaken) en Ad van de Nadort, 30 jaar uit Utrecht (sociaaleconomisch redacteur van De Rotterdammer (later Trouw).

Beumer en Sprenger schrijven vanuit Amerika allebei een artikel over de indrukken van deze reis voor Ruim Zicht, de krant voor leden van de KAB. Sprenger schrijft ook nog een twaalftal persoonlijke brieven naar huis. Arie van Rossen blikt later terug op deze reis in zijn autobiografie Machtige Jaren, 1988. Voor een goede presentatie in Amerika heeft de delegatie een folder mee waarin het Nederlandse vakbondsteam zich voorstelt, We would like you to meet.
De overtocht per boot, de Westerdam van de Holland Amerika Lijn, doet er negen dagen over om in New York aan te komen. In New York kijken ze hun ogen uit. Het bezoek is een cultuurschok. De ondergrondse in het donker. De wolkenkrabbers. Het verkeer met alle taxi’s. Geen fietsen op straat. De zelfbediening in de cafés en cafetaria’s. Alles is er duur want 1 dollar staat gelijk aan 3 gulden. Een hotelkamer op de 26e verdieping mét televisie en telefoon. Ook is er airco en een gekoeld water kraan. Wat een luxe. Op hun hotelkamer ontvangen ze post van huis én de Volkskrant die wordt nagezonden. Tijdens de reis doen ze onder meer Washington, Baltimore, Chicago, Madison en Denver aan en ontmoeten overal mensen van de vakbond en worden er vakbondsvergaderingen bijgewoond. Ook bezoeken ze radiostations en redacties van vakbondskranten. In Baltimore houdt Sprenger een speech in het Engels en worden er persfoto’s gemaakt van Sprenger en zijn Amerikaanse vakbondscollega voor de lokale vakbondskrant. Wat hem opvalt is dat iedereen een auto heeft. Ook worden er cursussen gevolgd op de Zomerschool van de Amerikaanse vakbeweging in Madison waar les wordt gegeven door hoogleraren en bestuurders van de bond. Iedereen noemt elkaar bij de voornaam. En wat opvalt is de scheiding tussen blank en zwart. Van Baltimore naar Chicago zit Sprenger voor het eerst van zijn leven in een vliegtuig. In Baltimore maakt hij kennis met de grootste krant van de wereld de Chicago Tribune met een oplage van bijna een miljoen. Sprenger: De Volkskrant is daar niets bij maar Ik werk toch liever bij de Volkskrant. Op de hotelkamers hangt Sprenger een foto van zijn gezin op. Hij stuurt niet alleen twaalf brieven naar huis maar ook kaartjes naar vrienden, buren en de Volkskrant. Regelmatig deelt hij zijn hotelkamer met Louis Beumer en ze lachen veel samen. In Amerika wordt Sprenger aangesproken als The Dutch Laborman. In Nederland is textiel nog op de bon dus er worden kledingstukken mee naar huis genomen zoals overhemden en nylonkousen. Rie welke maat heb je ook al weer? En voor de kinderen neemt Sprenger een indianentooi en een speelgoed holster met revolver mee. Ook de viewer met ronde schijven valt erg in de smaak. Van de reis wordt een rapport met bevindingen en aanbevelingen gemaakt: Pers, Publiciteit en Propaganda in de Amerikaanse Vakbeweging, mei 1953.
Ruim Zicht

Sprenger schrijft niet alleen in de Volkskrant over vakbondszaken, arbeidsverhoudingen en sociale actualiteiten, maar vanaf 1952 ook in het blad voor kaderleden van de Katholieke Arbeidersbeweging getiteld Ruim Zicht. Dit blad is de opvolger van het blad Herstel (van 1923- 1952) van de KAB. Ruim Zicht wordt uitgegeven door de bond en verschijnt 2 keer per maand. Colofon: dit blad verschijnt onder verantwoordelijkheid van het dagelijkse vakbondsbestuur. Omdat het nog niet gebruikelijk is om je naam onder een verhaal te zetten is het niet met zekerheid te zeggen welke bijdragen van Sprenger zijn. Maar één van zijn eerste artikelen in Ruim Zicht gaat in augustus 1952 over de vakbondsreis naar Amerika getiteld Luchtpost uit Amerika.
Ook de bijdrages in Ruim Zicht over sociale zekerheid lijken van zijn hand. Aan Ruim Zicht werken nog meer mensen uit Oog in Al mee. Louis Beumer de ‘propaganda leider’ van het KAB van de Johan Wagenaarkade en Ignaat Agasi correspondent bij de Tijd die op de Dantelaan woont. Ook de latere hoofdredacteur van de Volkskrant Jan van der Pluijm is 10 jaar verbonden aan Ruim Zicht. En Jan Mertens, de latere voorzitter van het NKV is er 10 jaar redactielid. In 1964 verschijnen er in een extra nummer van Ruim Zicht ter gelegenheid van de oprichting van het NKV voor het eerst namen bij de artikelen. Zo zien we dat in dit nummer vier verhalen van de hand van Sprenger zijn. Vanaf 1964 staat het blad onder leiding van Hennie ten Brink (woonachtig in Oog in Al). Hij is de opvolger van Louis Beumer (Oog in Al) als hoofd van de afdeling Voorlichting (voorheen Propaganda). Het blad Ruim Zicht blijft tot aan de fusie tussen NVV en NKV tot FNV in 1976 bestaan.

De Sint Dominicuskerk

Tijdens de eerste maanden dat de Sprengers in Utrecht wonen is er nog geen katholieke kerk in de wijk. De familie Sprenger kerkt in de St Antoniuskerk in de Kanaalstraat. Rie gaat daar naar de ochtendmis om 9 uur en Wim naar de Hoogmis om 10 uur en neemt de oudste twee kinderen mee. Als ze elkaar onderweg tegenkomen bij café Kanaalzicht neemt Rie de twee kinderen weer mee naar huis. Zo lossen ze elkaar af en de jongste baby Jeroen kan wel heel even alleen thuisblijven. Maar op 22 november 1951 wordt de St Dominicuskerk in Oog in Al geopend en voortaan gaan ze daar naar de kerk. Bij de opening van de kerk is ook Willem Sprenger uitgenodigd maar omdat hij verhinderd is mag Rie zijn plek innemen bij de inhuldiging op de voor de pers gereserveerde bankjes en zit ze naast Bert de Rijk van Het Centrum (later opgegaan in het Utrechts Nieuwsblad). De inwijding met rituelen en gebeden duurt de hele ochtend. De kerk wordt ingewijd door aartsbisschop coadjutor B.J. Alfrink. Drie keer trekt de bisschop met zijn gevolg zegenend om het gebouw waarna hij naar binnen gaat.

Daarna wordt de kerk ook van binnen gewijd. In de kerk worden de parochianen en genodigden door de bisschop toegesproken over de betekenis van de kerk-consecratie. Na afloop van de plechtigheid drinkt de bisschop een kop koffie in de directiekeet van de aannemer want een pastorie is er nog niet. De kerk in de vorm van een basiliek is ontworpen door architect Herman van Putten in neo-romaanse stijl. Bouwpastoor Bruens heeft de bouw begeleid. Naast de kerk is een klein stadsklooster voor dominicanen. Je ziet ze weleens door de wijk lopen in hun witte pijen. In die jaren zit de kerk altijd vol. Grote inspirator van het kerkbestuur is Tolsma, directeur van Douwe Egberts, die in de Dantelaan woont. Met de journalisten Bert de Rijk (Het Centrum) en Ignaat Agasi (De Tijd) start Sprenger (de Volkskrant) in 1965 het Dominicus parochieblad het Gesprek. Zoon Jeroen: ik geloof dat mijn vader de enige was die het vol schreef. Dit blad van de Dominicuskerk bestaat nog steeds.
St Eloy altaar in de Dominicuskerk.
In 1952 bestaat de katholieke metaalbewerkersbond St Eloy 50 jaar. Om dit te vieren wil het bestuur een altaar schenken aan de eerste nieuw te bouwen kerk in Utrecht. In Utrecht hebben namelijk nogal wat landelijke bonden die bij de KAB zijn aangesloten hun hoofdkantoor. De ‘gelukkige kerk’ wordt de St Dominicuskerk van 1951 in Oog in Al. Het ‘toeval‘ wil dat de geestelijk adviseur van St Eloy een pater dominicaan is, Augustinus Strijbosch en dat de landelijk secretaris van de bond, Johan Grasso, in Oog in Al woont. Het altaar wordt gemaakt door siersmid Harry de Groot uit Bunnik. Het is in smeedijzer en gedeeltelijk in roodkoper uitgevoerd. De heilige St Eloy is uitgebeeld en draagt een mijter met herdersstaf in zijn linkerhand. In zijn rechterhand heeft hij een hamer. In het doosje onder het beeld bevindt zich een relikwie van de heilige. Het beeld wordt ter gelegenheid van het driedaagse congres van St. Eloy op 3 juni 1952 door pater Strijbosch ingezegend en aan de parochie overgedragen. Zo’n 600 bondsleden uit het hele land zijn daarbij in de kerk aanwezig. In het blad St Eloy van de metaalbewerkersbond wordt er uitgebreid aandacht aan besteed. Voortaan komen de afdelingsbestuurders van St Eloy uit het hele land op hun maandelijkse vergadering in Utrecht om 7.30 uur in de ochtend bijeen bij het altaar in Oog in Al voor het bijwonen van de mis.

Rie Sprenger, een bekend gezicht in de parochie
Rie raakt al snel betrokken bij de Onderlinge Hulpdienst van de kerk. De Onderlinge Hulpdienst is een samenwerkingsverband van de Matthëus, de Pniël- en de Dominicuskerk. Als er ergens hulp nodig is dan zorgt Rie ervoor dat er hulp komt. Ze heeft een lijst van mensen uit de parochie die ze dan belt en vraagt om daar en daar te gaan kijken. Het gaat om van alles en nog wat, van een plank ophangen, boodschappen doen tot aan een bed verschonen. Met Kerst en Pasen verzorgt Rie een fruitmandje of bloemetje voor zieke en oudere parochianen. De hele voorkamer staat dan vol en de kinderen helpen met bezorgen. Rie is op de hoogte van veel lief en leed binnen de parochie en heeft een groot hart. Ze blijft dit werk in de hulpverlening tot aan haar 65e doen. Zo wordt ze een bekend gezicht in de wijk.

Het Katholiek Vrouwengilde is een landelijke organisatie opgericht in 1913 en Rie wordt in 1958 secretaresse van de afdeling Utrecht. Voorzitster is Wies Stael, later bekend van de Acht Meibeweging (een vernieuwingsbeweging binnen de katholieke kerk). Landelijk telt het Vrouwengilde in 1961 45.000 leden en elke maand verschijnt het ledenblad Doorkijk. Doel van het Gilde is: de christelijke vrouw zowel t.a.v. haar persoonlijk leven als m.b.t. haar plaats in het gezin, de kerk en de maatschappij bewust te maken door voorlichting, vorming en periodieken. Voor het vrouwengilde organiseert Rie bijeenkomsten waar bijvoorbeeld een lezing wordt gehouden door Jef Last (oud Spanje-strijder) over de Spaanse Burgeroorlog. Of ze nodigt Lode van Gent uit (de schuilnaam van meneer Tijtgat uit de Von Weberstraat) die over zijn reizen naar Belgisch Kongo komt vertellen. Hij vertoont daarbij ook kleurendia’s. Voor een andere bijeenkomst regelt Rie Antoon Heijn om te komen praten over schilderkunst. Willem Sprenger schrijft de uitnodigingen voor deze bijeenkomsten, Rie typt ze en de kinderen bezorgen ze in de wijk. Net zoals Rie vroeger de uitnodigingen voor het vakbondswerk van haar vader rondbracht. Vanuit het vrouwengilde zet Rie rond 1960 een oppascentrale op. Ze doet dit samen met andere vrouwen in de wijk. Waaronder Toos Bos-Verberne die iets verderop op de Joseph Haydnlaan 21 woont. Jonge moeders die op zoek zijn naar een babysit kunnen hier terecht. De Oppascentrale beheert een lijst van 15, 16 en 17-jarige meisjes uit de wijk die willen oppassen en de oppascentrale bemiddelt. De drie meisjes van de familie Van Doesburg van de Beethovenlaan 46, Lidy Dina en Dora, staan ook op de lijst. Ze verdienen drie kwartjes per uur voor oppassen vóór 23 uur en een gulden of f1.25 erna. De centrale wordt een enorm succes.
Vanuit de kerk, het vrouwengilde en de hulpdienst wordt er halverwege de jaren vijftig een actie op touw gezet om Oost-Duitse vluchtelingen een onbezorgde vakantie te bezorgen. Bij de familie Sprenger komt Klaus Sattler logeren, hij is van de leeftijd van oudste zoon Léon. De oorspronkelijke zes weken worden er wel acht. Ook het jaar daarna komt Klaus logeren. Daarna komt zijn broer Roland. Peter Czaikovsky logeert eerst bij de familie Doesburg in de Beethovenlaan maar daarna ook nog bij de Sprengers. Willem en Rie gaan zelf ook eens op bezoek in Berlijn bij de familie Sattler. Rie: het was een heel gedoe om daar te komen. En ook om van West- naar Oost-Berlijn te gaan. Maar het was heel spannend, heel interessant.
Meer en meer raakt Rie betrokken bij de Parochieel Charitatieve Instelling (PCI) waar ze veel samen werkt met buurman Van Teeseling van de Beethovenlaan 50. Het gaat hier om de echt schrijnende gevallen in Oog in Al en Lombok die hulp behoeven. Met Sinterklaas of Kerstmis brengen de kinderen bij deze gezinnen een extraatje langs. Dan mogen ze eindelijk belletje trekken, het pakketje voor de deur zetten en dan hard wegrennen. En áls ze dan betrapt worden moeten ze zeggen dat ze door Jan- Piet en Klaasje zijn gestuurd. Dat is een idee van vader Willem: Jan-Piet-en- Klaasje…
Bisschoppelijk Mandement 1954
In mei 1954 brengen de Nederlandse bisschoppen een herderlijk schrijven uit over de katholiek in het openbare leven. Het wordt katholieken verboden om lid te zijn van de socialistische vakbeweging NVV, socialistische pers te lezen of naar de VARA te luisteren. Het lidmaatschap van de PvdA wordt ontraden. Katholieke kiezers dienen trouw te blijven aan de eigen katholieke partij de KVP. De KAB en het CNV stemmen in met het mandement.
Wim en Rie Sprenger denken breder. Zij zijn meer van ‘de Doorbraak’. Het doorbreken van de oude politieke scheidslijnen van de verzuiling en het opheffen van de scheidslijnen tussen protestanten, katholieken, liberalen en socialisten. Ze stemmen al vanaf het begin van de PvdA op deze partij. En daarmee maken ze zich tot in de jaren zestig binnen de katholieke Volkskrant niet altijd geliefd.

In de wijk werken ze samen met de andere kerken. Ook gaan ze niet mee in de gedachte dat katholieken een katholieke huisarts moeten hebben. In Oog in Al kiezen ze uiteindelijk voor huisarts Lagerweij van de Lessinglaan 69 in plaats van de katholieke huisarts Roelofs. Rie: Toen we in Oog In Al kwamen wonen was er één huisarts, in de Dantelaan, dokter Blaas. Meneer Ane Kuypers en zijn zus Lien, die kort voor ons waren kwamen wonen op de Joseph Haydnlaan, hadden ons op hem geattendeerd. Er was in de Dantelaan nog wel een andere jonge arts, dokter Driessen, maar zijn vrouw kon geen kinderen krijgen en daarom wilde ze niet dat hij zijn praktijk zou voortzetten. Hij is toen controlerend geneesheer geworden. Wij hebben Lagerweij genomen, die aanvankelijk bij Blaas in opleiding was. Die is snel naar de Lessinglaan verhuisd. Lagerweij was een kleurrijk figuur. Hij kwam de eerste jaren bijna maandelijks langs, kon hij direct even iedereen bekijken. Aanvankelijk kwam hij op het fietsje. Op enig moment zegt hij: zie je dat ding daar staan? Kan het eigenlijk niet betalen. Wees hij op een rood Volkswagentje. Oog In Al werd groter en het werk van een huisarts dus drukker. Niet veel later kwam dokter Roelofs, een katholieke huisarts. Die is behoorlijk gepromoot door katholieke families hier. Was in de tijd van het Mandement, een brief van de bisschoppen, waarin ze aangaven dat katholieken eigenlijk geen lid konden zijn van een andere omroep dan de KRO of van een andere dan katholieke vakbond. Maar wij zijn niet overgestapt. Ook in Amsterdam hadden we niet altijd een katholieke dokter. Als ze maar goed waren.

Over de Spinozabrug naar school
In Utrecht worden nog vier kinderen Sprenger geboren, Marleen in 1952, Winfried in 1954, Titus in 1960 en Esther in 1966. De oudste kinderen gaan eerst naar de kleuterschool van de zusters Franciscanessen op de Everard Meijsterlaan (later juffrouw Ruijs) en daarna naar de lagere school bij de Vleutenseweg. Oudste zoon Léon gaat naar de RK- jongensschool Thomas a Kempisschool en Regien naar de Gerardus Majellaschool voor meisjes. Omdat de Spinozabrug nog niet af is, is dat een heel eind lopen. Maar na de opening van de brug in 1951 wordt het een stuk makkelijker, de Joseph Haydnlaan en de Lessinglaan af lopen, de brug over en dan ben je er zo.

Rie is met de oudste drie kinderen bij de opening van de brug aanwezig. Tussen de middag wordt er warm gegeten en daarna rennen de oudste twee Léon en Regien weer naar school samen met de jongens van De Nie van de Lessinglaan. Omdat Rie het te druk heeft met de 5 kinderen en Wim vaak afwezig is voor zijn werk kunnen ze nooit naar de ouderavonden op de scholen van Léon en Regien.
Komst Sint Dominicusschool

In 1956 wordt de Dominicusschool aan het Beethovenplein geopend en gaan de kinderen Sprenger daar alle zeven naar toe. De school is opgericht vanuit de St Dominicus parochie. En de toestroom is gelijk al groot. Ook al was er van tevoren een behoeftepeiling gedaan.

Er zijn te weinig klaslokalen. Zoon Jeroen begint daarom met zijn klas in de kamer van de directeur Van den Berg. Later huurt de school extra ruimte in het Theehuis in Park Oog in Al. Ook wordt er een tijd lesgegeven in een houten gebouw in de Operatuin. Heel lastig voor moeder Rie want dan moet ze haar kinderen op drie verschillende plekken ophalen. De school is een moderne school met jongens en meisjes bij elkaar in één klas. Maar in die eerste jaren sluit de onderwijsaanpak nog niet goed aan op het katholieke Bonifatiuslyceum. Van de eerste lichting zesdeklassers slaagt er geen één voor het toelatingsexamen. Er komt een aparte opleidingsklas van meester Van Rooijen voor een betere doorstroom naar de middelbare school. Het eerste oudercomité van de school heeft als voorzitter de heer Tolsma van de Dantelaan, directeur van de Douwe Egbertsfabriek. In 1960 wordt er een tweede school geopend aan de Händelstraat. En in 1972 worden de twee scholen samengevoegd tot één Dominicusschool. Jongste dochter Esther Sprenger maakt dit nog mee.
Een goede buur is beter dan een verre vriend
Met de buren rondom de Joseph Haydnlaan 45 zijn er goede contacten. Op de Joseph Haydnlaan 41 wonen broer en zus Ane en Lien Kuijpers. De Kuijpers zorgen regelmatig voor aangename verrassingen met Sinterklaas of taart met verjaardagen. Op nummer 47 wonen architect Simon Baak en zijn vrouw Else Baak- Borstel. Zij zijn hier al voor de oorlog komen wonen. Baak werkte eerst van 1926 tot 1935 als gemeentearchitect bij de dienst openbare werken maar is later voor zichzelf begonnen. Van zijn hand zijn onder meer de fabriek van de EMI (Electro technische Mechanisatie Industrie) aan de Muntkade en de zuivelfabriek (Verenigde Melkbedrijven) op het Vissersplein. Net zoals andere huizen op de Joseph Haydnlaan was nummer 47 in de oorlog in beslaggenomen door de Duitse Kriegsmarine. De familie Baak moest tijdelijk hun huis verlaten maar keert na de oorlog terug.

Op nummer 49 is kapsalon Streumer gevestigd van Nico en Ans Streumer. Zij wonen boven de zaak met hun twee dochters, Anja en Cora. De salon telt 4 kappersstoelen en er zijn twee kapsters in dienst. In 1956 is er even paniek want de salon staat vol rook. Er is door kortsluiting een brandje uitgebroken. De brandweer is er op tijd bij. In hun vrije tijd gaat de familie graag zeilen.

Iets verderop op nummer 21 woont de familie Bos. Met Toos Bos zet Rie Sprenger de babysitcentrale op. En hier wordt dochter Esther Sprenger na haar geboorte en opname in het ziekenhuis in 1966 tijdelijk opgevangen en verzorgd door Toos als Rie bij moet komen van een ongeluk. Vader Willem gaat elke ochtend voor hij op de bus stapt naar zijn werk even bij haar kijken op nummer 21.
Ook om de hoek in de Beethovenlaan ontstaan goede vriendschappen met de buren. Op Beethovenlaan 46 woont de katholieke familie Doesburg Smits- van den Brink met negen kinderen: Riet, Lida, Clemens, Simon, Diny, Bart, Dora, Jan en Gert. Drie dochters staan op de lijst als oppas van de babysit-centrale. Op nummer 48 woont juffrouw Swenne, een gepensioneerde Zeeuwse onderwijzeres. Ook zij heeft altijd inwoning. Meestal iemand die bij het Militair Hospitaal werkt. Op de Beethovenlaan 50 wonen Ad en Tine van Teeseling. Rie Sprenger werkt met Ad samen in de PCI en met Tine in de Onderlinge Hulpverlening. Pater van Remmerswaal, aalmoezenier en rooms katholiek verzorger in het Militair Hospitaal, woont jarenlang in bij de familie Van Teeseling. Vanaf 1954 woont Ans Schaatsenberg bij hen in en na het overlijden van Ad en Tine blijft Ans er wonen.
Netwerk in Oog in Al
Op loopafstand in Oog in Al wonen veel katholieke vakbondsbestuurders maar ook bevriende journalisten. Een aantal van hen komen bij Willem en Rie Sprenger thuis over de vloer.
Vakbondsbestuurders in Oog in Al

Louis Beumer kent Willem onder meer van de vakbondsreis naar Amerika. Ze deelden er een hotelkamer en noemen elkaar sindsdien Lewis en Bill. Beumer woonde toen nog in Maartensdijk (Tuindorp) maar komt later op de Johan Wagenaarkade wonen. Hij is al vanaf zijn 17e werkzaam bij de KAB (later NKV) en is jarenlang ‘propagandaleider’ van de KAB, hoofd van de Culturele Dienst. Hier schrijft hij brochures, spreekt op vakbondsvergaderingen en organiseert zeer veel activiteiten waaronder grote ledenwerfacties. Hij is een veel gevraagd spreker in het katholieke vakbondsland.

Bij de KRO- radio heeft hij vanaf 1956 een eigen rubriek: En nu in mijn geval! Hierin behandelt hij de vragen van lezers op het gebied van de sociale zekerheid in begrijpelijke taal. In 1965 viert de KRO zijn 250ste uitzending.

Beumer is eindredacteur van het katholieke weekblad van de KAB, Herstel. En ook van de opvolger daarvan, Ruim Zicht. Hij staat ook aan de wieg van de actie Wij en Zij, een solidariteitsactie ten behoeve van ontwikkelingslanden. Beumer woont met zijn vrouw en zes kinderen op de Johan Wagenaarkade waar ze zomers een duik in het Amsterdam- Rijnkanaal nemen. Ook bij hem thuis staat de telefoon niet stil en wordt hij vaak gebeld over socialezekerheids kwesties. In zijn vrije tijd is hij in zijn volkstuin te vinden. In 1966 verhuist Beumer naar de Nataldreef in Overvecht. Hij komt dan nog in de krant want bij de verhuizing gaat het mis met zijn enorme vissenverzameling. De vissen overleven de verhuizing niet na het vullen van het aquarium met leidingwater op het nieuwe adres, binnen 5 minuten zijn alle vissen dood. Mogelijk komt dit door het chloor waarmee de leidingen zijn doorgespoeld.
Jan Mertens komt als vakbondsbestuurder van de KAB in 1953 naar Utrecht. In 1964 wordt hij voorzitter van het NKV en in 1973 staatssecretaris namens de KVP voor Sociale Zaken in het kabinet-Den Uyl.

Binnen het KAB-bestuur wordt Mertens dé man van de sociale verzekeringen. Door medewerking aan de KRO- radiorubriek “En nu mijn geval” van Beumer en spreekbeurten voor de afdelingen in het land raakt hij steeds meer thuis in de sociale verzekeringen. In de jaren 60 en 70 is hij één van de bekendste vakbondsleiders van Nederland. Hij wordt in Het Vrije Volk in 1966 uitgeroepen tot man van het jaar. En wordt vooral beroemd door een redevoering in oktober 1968 in Sneek. Deze rede krijgt veel publiciteit. ‘In Nederland’, aldus Jan Mertens, ‘is de hele economie in handen van rond tweehonderd personen. Van een groep mensen die elkaar goed kent en elkaar frequent ontmoet in verschillende colleges. Het is een even deskundige, financieel sterke als beangstigende groep.’ Het begrip de Tweehonderd van Mertens is geboren. In Utrecht woont Mertens eerst in Tuindorp maar in 1964 verhuist hij met zijn gezin naar een groter huis in Oog in Al, Corneillelaan 3. Hier heeft Mertens voor het eerst een eigen werkkamer tot zijn beschikking. Jan Mertens en zijn vrouw Rietje Dekkers wonen hier uiteindelijk met 10 kinderen, Mertens tiental worden ze wel genoemd. In zijn persoonlijk archief heeft Mertens veel artikelen van Willem Sprenger over sociale verzekeringen bewaard. Later gaan Mertens en zijn vrouw weer terug naar Dongen waar ze vandaan kwamen.
Ook Frans van Bakel secretaris en later vicevoorzitter van het NKV (van 1963-1979) woont met zijn vrouw Riet van den Hout in Oog in Al. Het echtpaar is getrouwd in 1953 en blijft kinderloos. Van Bakel wordt later bekend van ‘Een visie ter visie’ over een nieuwe identiteit van de vakbeweging. Hij is groot voorstander van een nauwere samenwerking tussen de drie vakcentrales. Van Bakel staat bekend als de ideoloog van de vakbeweging.

Op de Dantelaan 13 woont Johan Grasso, secretaris van de landelijke metaalbewerkersbond Sint Eloy met vrouw en kinderen. Het hoofdkantoor van Sint Eloy zit op de Koningslaan 9 (daarna Maliebaan 34). Later wordt hij voorzitter van de afdeling Utrecht van de KAB en bestuurder van het NKV met als specialisatie de sociale verzekeringen. In 1963 gaat hij met pensioen. Na zijn overlijden in 1970 wordt er in de St Dominicuskerk afscheid van hem genomen.


Andere katholieke vakbondsbestuurders in Oog in Al zijn Wim Lelieveld (van de kleding en textielbond St Lambertus en later algemeen secretaris van de KAB), Henk Huysmans (voorzitter van de kleding- en textielbond St Lambertus), Henk van den Bosch en Huub Jacobs (penningmeesters van de RK Bouwarbeidersbond)
Herman Dekkers, sinds 1948 directeur van de aan de KAB/NKV verbonden levensverzekeringsmaatschappij Concordia met het hoofdkantoor naast Huis van de Arbeid op de Oudenoord, woont met zijn vrouw Maria van der Have en zes kinderen op de Lessinglaan 70. Het nieuwe halfronde gebouw van Concordia naast het Huis van de Arbeid op de Oudenoord wordt in 1954 feestelijke geopend door burgemeester de Ranitz in aanwezigheid van Dekkers. In 1957 wordt het 50 -jarig jubileum van Concordia uitbundig gevierd met een receptie in Hotel Noord- Brabant en met ‘s avonds voorstellingen in de Stadsschouwburg. Dekkers neemt als directeur de vele gelukwensen in ontvangst.


Bevriende journalisten in Oog in Al
Bert de Rijk is journalist bij het katholieke dagblad Het Centrum. Als Het Centrum in 1972 opgaat in het Utrechts Nieuwsblad gaat hij als bureauredacteur bij het NOS- journaal werken. Hij woont aan de Hendrika van Tussenbroeklaan 5a schuin tegenover de Sprengers. In 1960 viert hij zijn 25-jarig jubileum als journalist, hij was ooit begonnen bij De Tijd. Willem Sprenger (in zijn functie als voorzitter van de afdeling Utrecht van de Katholieke Nederlandse Journalistenkring (KNJK)) spreekt hem op dit feestje toe. Ook De Rijk is lid van de KNJK. Als Rie Sprenger een keer met spoed hulp nodig heeft omdat dochter Esther naar het Oudenrijn-ziekenhuis moet brengt Bert de Rijk hen er naar toe met de auto.

Hennie ten Brink die bij het ANP in Utrecht werkt woont in de Noltheniusstraat. Ook hij is lid van de afdeling Utrecht van de KNJK waar hij Bert de Rijk en Willem Sprenger regelmatig ontmoet. Het NKJ komt op voor de belangen en rechtspositie van de katholieke journalist. In 1963 wordt Ten Brink voorlichter bij het NKV (de opvolger van de KAB) onder voorzitter Jan Mertens. In deze functie verbiedt Ten Brink alle rechtstreekse omgang tussen bestuurders van de KAB en journalisten. Willem Sprenger is woedend als hij dit van zijn beste maatje hoort. In 1970 stapt Ten Brink over naar Elseviers Weekblad en wordt later directeur van de uitgeverij Bonaventura.

Een andere katholieke journalist in de wijk is Ignaat Agasi op de Dantelaan 48. Hij is hier in 1937 komen wonen met vrouw en kinderen. Agasi was als journalist begonnen bij Het Centrum met als mentor Jan Engelman, mede-oprichter van het maandblad De Gemeenschap.

In zijn Oog in Al-periode werkt Agasi bij De Maasbode/De Tijd als redacteur Utrecht waar hij onder meer schrijft over de Paushuize, Het Pandhof, De Pieterskerk en de Domtoren. Agasi levert ook bijdragen aan het weekblad van de KAB Herstel en daarna aan het kaderblad Ruim Zicht. In de jaren 30 verzorgt hij op de KRO-radio het programma een Literair Halfuurtje waarin hij boeken bespreekt. In 1969 schrijft hij over Louis (Beumer) van de NKV die met pensioen gaat. Met Willem Sprenger werkt hij samen aan het parochieblad van de St Dominicuskerk Het Gesprek.

Ons huishouden was zo nauw verweven met de Volkskrant
Rie blikt later terug op het werk en de contacten van Willem Sprenger. Met elkaar spraken we als de kinderen naar bed waren vaak over het werk, over waar hij was geweest, welke mensen hij was tegengekomen. Ons huishouden was zo nauw verweven met de Volkskrant. Collega’s van Wim kwamen op visite, mensen van de arbeidersbeweging dronken hier een borreltje. Joop Lücker bracht hier zijn dochter als hij naar een vergadering van de KAB moest. (…) Heel enerverend waren natuurlijk de avonden dat Bert de Rijk op bezoek was, Hennie ten Brink of Frans van Bakel, de hoofdbestuurder van het NKV. Tot diep in de nacht werd er dan gediscussieerd en de volgende ochtend praatten we er dan nog lang over na. Rie herinnert zich ook nog die keer dat Wim haar belde en zei dat Carel Enkelaar (collega van de Volkskrant en later hoofdredacteur van het NTS Journaal) mee naar huis kwam om mee te eten. Maar ik heb niet bijzonders te eten zei Rie, we eten rode kool…maar Enkelaar zei na afloop dat hij nog nooit zulke lekkere rode kool had gegeten. Carel Enkelaar, journalist bij de Volkskrant, huurt op de dag van de watersnood van 1953 een Dakota vliegtuig (met toestemming van Lücker) om verslag te doen van de ramp vanuit de lucht. Door deze fotoreportage komt de hulpverlening op gang. Van 1955 tot 1963 is hij hoofdredacteur bij het NTS- journaal. Rie: Ook later kwamen er nog wel jongere collega’s van Wim langs, zoals Maurits Schmidt van de Joseph Haydnlaan en ook Charles Groenhuijsen is hier nog weleens geweest toen hij correspondent voor de krant in Utrecht was. Susanne Baart is ook nog geweest, maar verder is het nu wat stil…
Het boekje van Verhoef
Voor de dagelijkse boodschappen komen er leveranciers aan huis of zijn er winkels in de buurt. Aan huis komt groenteman De Rijk uit De Meern met paard en wagen. Ook melkboer Van Gent uit de Händelstraat komt aan de deur. Bakker Van der Horst uit de Händelstraat levert brood aan huis en later komt ook wekelijks aardappelman Westerhout langs.


Om de hoek op de Beethovenlaan, hoek Chopinstraat zit kruidenier Leo Verhoef. Rie: Door de week stuurde ik dan een van de kinderen met het boekje naar hem voor de kleine dagelijkse dingen. Het boekje van Verhoef, daarin schreef hij alles op. Eens in de week rekende ik dan met hem af, meestal als zijn zoon Piet de weekboodschappen kwam brengen.

Verder had je hier twee drogisten, drie slagers, twee fietsenwinkels, een breiwinkeltje, een lampenkapwinkeltje en natuurlijk Koolschijn in de Richard Hollaan, waar je nog een losse spijker en schroef kon kopen, maar ook een kopje met een schoteltje. In het boekwinkeltje had je een afgescheiden stukje voor het postkantoor. Daar kon je postzegels krijgen, maar daar konden de kinderen ook inleggen op het spaarbankboekje van de Rijkspostspaarbank. Dat postkantoortje is gaan zwerven door de hele wijk, van de Händelstraat naar het Herderplein en vandaar naar de Everard Meijsterlaan. Zoon Titus wordt ook nogal eens naar Kanaleneiland gestuurd voor een boodschap.
Vertrouwelijk rapport

In 1958 schrijft Sprenger in een vertrouwelijk rapport aan hoofdredacteur Lücker over de haperende communicatie tussen de Volkskrant en de KAB. Sprenger heeft een uitvoerig gesprek gehad met voorzitter Toon Middelhuis van de KAB waarin Middelhuis aangeeft dat de Volkskrant ver verwijderd is van de KAB. Er is geen gevoel van saamhorigheid, elk spreekt zijn eigen taal en ze verstaan elkaar niet meer. De Volkskrant laat zijn oor eerder naar de KVP hangen dan naar de KAB, nota bene de eigenaar van de krant, aldus Middelhuis. Middelhuis: De KAB, als beweging van 400.000 arbeiders, wordt – als klankbord voor de krant – onderschat; de KVP daarentegen vér overschat.
Van der Pluijm schrijft later over de rol van Sprenger als contactpersoon tussen de Volkskrant en de KAB: ‘De vakbeweging verwachtte van ‘haar eigen krant’ vaak meer dan die journalistiek kon of wilde bieden. Die sores ving in eerste instantie vooral Wim Sprenger op. Hij was niet alleen de nieuwsman die, samen met de Amsterdamse redactie, de sector vakbewegingsnieuws binnen de krant verzorgde, in die sector is de Volkskrant binnen de Nederlandse journalistiek in feite een pionier geweest. Hij vervulde ook een soort diplomatieke missie naar bonden en instellingen toe, die soms teleurgesteld waren over de gedragingen van de krant. Wim verklaarde en lichtte toe en dat was met name nodig, toen met het verstrijken der jaren steeds minder kaarsjes in de krant werden opgestoken voor zilveren vakbondsbestuurders of bijvoorbeeld niet volautomatisch alle congresredevoeringen van alle voorzitters van de bonden even belangrijk werden bevonden, maar ze aan journalistieke nieuwsnormen werden getoetst. Daarover ontstonden nogal eens kleinschalige conflictjes’. De KAB ziet met lede ogen aan dat de Volkskrant een verlengstuk van de KVP is geworden, de krant van Romme. Dat botst soms met de vakbondsbelangen.
Schriele beloning
In april 1959 wordt het salaris van Sprenger met terugwerkende kracht per 1 januari vastgesteld op 850 gulden per maand. Dit is een bedrag inclusief een ‘extra toeslag’. Sprenger noemt dit een schriele beloning gezien zijn veelzijdige takenpakket, het van hot naar her rennen om overal bij te zijn en altijd maar klaar staan. Destijds was hem bij aanstelling als redacteur Utrecht een riantere beloning in het vooruitzicht gesteld. Hij zou hetzelfde salaris krijgen als de Haagse redactie want de post in Utrecht is een belangrijke post voor de krant werd er toen gezegd. Dit was nog nooit rechtgetrokken en daarom spreekt Sprenger van een scheefgegroeide situatie. Hij voelt zich behandeld als een 3e rangs redacteur. Hoofdredacteur Lücker klimt zelf in de pen en vindt de aanduiding schriele beloning een verantwoordelijk journalist onwaardig. Waarop Sprenger nog eens zijn uitgebreide takenpakket toelicht. Hij is contactman tussen de krant en de KAB, haar vakbonden en instellingen, een monitor en brenger van sociaal nieuws en schrijver van de rubriek Sociale Activiteiten. Als eerste correspondent in Utrechts heeft hij alles van de grond af aan moeten opbouwen. Daarnaast is hij plaatselijk correspondent in de stad Utrecht (en provincie) met zijn Aartsbisdom, Centrale Raad van Beroep, Spoorwegen, Jaarbeurs en nationale congressen. En hij vertegenwoordigt de grootste katholieke krant in de Utrechtse journalistiek. Er wordt te pas en onpas vanuit de Volkskrant in Amsterdam aan hem getrokken, ook ‘s avonds en in het weekend, en hij beschikt over onvoldoende middelen om overal en nergens tegelijk te zijn. Daarnaast is het aantal contactpersonen in de provincie waar hij op kan leunen afgenomen. En hij verplaatst zich per bus, taxi en trein, een autootje van de zaak zou niet misstaan. Zo leeft hij volgens eigen zeggen voortdurend op een vulkaan en is hij ondertussen ook een dagje ouder geworden en daarmee iets minder flexibel.
Terug naar Amsterdam
In juli 1961 wordt Sprenger door hoofdredacteur Joop Lücker gevraagd om weer naar Amsterdam te komen als sociaaleconomisch redacteur. Maar dit verloopt niet zonder slag of stoot. Willem stelt als absolute voorwaarde dat hij in Oog in Al, Utrecht wil blijven wonen omdat hij, zijn vrouw en zijn gezin met zes kinderen er niets voor voelen naar Amsterdam te verhuizen. Hierop reageert Lücker met ‘Het is toch nog altijd zo dat de vrouw de man volgt in zijn werk’ maar hij vervolgt in dezelfde brief: ‘Het is overigens voor mij ’n theoretische vraag, want ik twijfel er niet aan dat de directie wél accoord zal gaan, waarschijnlijk met de notitie dat we er hier in Amsterdam gewoon niets van moeten merken waar U woont.’

En zo komt het toch nog goed en vertrekt Sprenger als correspondent Utrecht weer naar Amsterdam en wordt hij in Utrecht opgevolgd door Wim Breedveld. Maar die is maar voor korte tijd correspondent Utrecht en na hem worden onder meer Piet van Seeters, Jacques de Jong, Maurits Schmidt van de Joseph Haydnlaan en Charles Groenhuijsen Utrecht-correspondent.

Maurits Schmidt: ik werd in 1976 door Jan van der Pluijm als Utrecht correspondent aangenomen. Vrijwel alle vakbonden zaten in Utrecht dus het was veel sociaaleconomisch werk. Later volgde ik Piet van Seeters op in Amsterdam. Van Seeters was een soort godheid bij de bonden. Maurits Schmidt heeft goede herinneringen aan de vriendschap met zijn voorganger Willem Sprenger: Hij zorgde goed voor mij, hij was goud waard. Als Schmidt als journalist een keer in de problemen komt springt Sprenger bij: Blijf van mijn jongen af. Als sociaaleconomisch redacteur in Amsterdam schrijft Sprenger over arbeidsverhoudingen, sociale actualiteiten en vakbeweging in de Volkskrant. Ook schrijft hij recensies over boeken op dit terrein. Maurits Schmidt: Sprenger kreeg in die tijd nog gerust twee pagina’s voor vakbondsnieuws. En op zaterdag verschijnt zijn vaste rubriek Sociale Actualiteiten in de krant. De zaterdagse opinie middenpagina groeit in de jaren 60 uit tot een gezichtsbepalend onderdeel van de krant. Met rubrieken als Ten Geleide, Boekbesprekingen van Kees Fens (sinds 1968), Parlementaria van Harry Faas, de rubriek Dag in Dag uit en Sprenger’s Sociale Actualiteiten. Sprenger levert ook bijdrages aan de rubriek Dag in Dag uit. Deze rubriek is in 1966 begonnen als rubriek voor het alternatieve nieuws.
Breuk met Lücker
In 1964 komt het tot een breuk van de directie en redactie van de Volkskrant met hoofdredacteur Joop Lücker. Er is al langer een conflict over de commerciële en redactionele leiding. En Lücker staat bekend als een veeleisende en autoritaire hoofdredacteur en dit schuurt al langer. Hij leeft van en voor het nieuws en kent de vele facetten van het vak uitstekend. Collega’s zien in dit opzicht een zekere bezetenheid, een nimmer tevreden man. Velen heeft hij geïnspireerd, hun het vak lerend maar is daarbij veeleisend en ontziet niets en niemand. De solist en perfectionist maakt het de redactie vaak moeilijk en dat maakt hem niet geliefd. Ook niet bij Sprenger die sinds hij weer in Amsterdam werkt nog meer met Lücker te maken heeft dan in Utrecht. Uiteindelijk wordt Lücker ontslagen en economisch redacteur Jan van der Pluijm neemt de leiding over. Willem Sprenger weigert de afscheidsborrel van Lücker bij te wonen net als de meerderheid van de redactie. Lücker betreurt het dat Sprenger afwezig is.
Een nieuwe wind

Met de komst van Jan van der Pluijm als nieuwe hoofdredacteur (van 1964 tot 1982) maakt de Volkskrant zich in 1965 los van de katholieke vakbeweging en de politieke partij KVP. In september van dat jaar verdwijnt de kop Katholiek dagblad voor Nederland. Een gevolg van de ontzuiling en ontkerkelijking. Veel van de rubrieken en columns uit Lückers tijd worden afgeschaft. Maar Sociale Actualiteiten van Sprenger blijft, samen met onder andere Opland, Saartje Burgerhart en Parlementaria. De krant wordt in de jaren 60 & 70 een organisatorisch en journalistiek onafhankelijk blad, na 40 jaar ingebed te zijn geweest in de rooms-katholieke zuil. De progressieve krant maakt een enorme groei door met veel jonge lezers. De krant bereikt in 1970 meer dan tweehonderdduizend abonnees.

In 1965 verhuist de krant van de binnenstad aan de Nieuwezijds Voorburgwal naar het moderne nieuwe gebouw in de Wibautstraat, nog bekostigd met geld van de bonden. Het gebouw is ontworpen door de gebroeders Kraaijvanger uit Rotterdam die destijds ook Het Huis van de Arbeid en Concordia aan de Oudenoord in Utrecht hadden ontworpen.

In de Wibautstraat komt de krant pal tegenover het nieuwe gebouw van Het Parool met wie de Volkskrant in 1968 gaat samenwerken in de Perscombinatie NV. En in 1975 sluit Trouw zich hierbij aan. Vlakbij aan de Amstel op de Weesperzijde wordt café Hesp dé ontmoetingsplaats van de journalisten. Eén van de opvolgers van Sprenger als correspondent Utrecht vanaf 1976, Maurits Schmidt, herinnert zich: En dan kwamen we als redacteuren uit Amsterdam, Den Haag en Utrecht elke maandagochtend om half elf bij elkaar in Hesp. Willem Sprenger voegde zich om elf uur bij ons en die bestelde meteen een grote pils. Dus wij: ‘Doet U ons ook maar een grote pils’. En als er bij de Volkskrant iets te vieren valt is Hesp de aangewezen plek.

1966 een roerig jaar
In 1966 voelt Rie zich niet lekker en blijkt ze op haar 46e zwanger te zijn van Esther, hun zevende kind. Na de geboorte moet de baby al snel aan haar maag worden geopereerd. Een ingrijpende gebeurtenis. Op weg naar het ziekenhuis Oudenrijn voor bezoek aan de baby wordt Rie op het zebrapad aangereden door een auto en haar schouder blijkt verbrijzeld. Rie wordt opgenomen in het Militair Hospitaal, baby Esther ligt in het Oudenrijnziekenhuis en zoon Léon blijkt een blindedarmontsteking te hebben en moet daarvoor naar het Diakonessenziekenhuis. Vader Willem brengt hem maar ondertussen gaat zijn werk door. De nacht voor de opname van Léon in het ziekenhuis heeft KVP-voorzitter Norbert Schmelzer zijn eigen premier Jo Cals laten vallen. Dit is nog nooit eerder vertoond, de nacht van Schmelzer. In huize Sprenger staat de hele tijd de televisie aan om de gebeurtenissen te volgen. De televisie was nog maar net in huis. Sprenger moet voor de Volkskrant aan de bak om NKV-voorzitter Jan Mertens te ondervragen over de val van het kabinet. Maar hij moet ook met Léon naar het ziekenhuis. Zoon Jeroen helpt zijn vader een handje en schrijft: onbegrijpelijk, onverantwoord en zeer teleurstellend.

Thuis schieten buren te hulp en als Rie weer uit het ziekenhuis komt is er de hulp in de huishouding Aukje die om de dag komt om de boel draaiende te houden. Als baby Esther wordt ontslagen kan Rie nog niet voor haar zorgen. Esther wordt enkele weken ondergebracht en verzorgd bij buurvrouw Toos Bos iets verderop op de Joseph Haydnlaan. Na een jaar kan Rie de boel zelf weer runnen en is ze terug als spil van het gezin.

Omstreden column van Godfried Bomans
In 1968 schrijft Willem Sprenger samen met zijn collega’s Paul Beugels, Henk Huurdeman en Ferd. Rondagh een brief aan Jan van der Pluijm over de column van Godfried Bomans op de voorkant van de zaterdagkrant. Directe aanleiding is een optreden van Bomans voor de TROS. Ze vinden de stukjes van Bomans in de krant van wisselende kwaliteit en de voorkant van de krant onwaardig. Ze spreken van een valse vlag op de zaterdagse lading van de krant. Bomans past huns inziens niet langer bij de progressieve Volkskrant. Maar Bomans is populair en Van der Pluijm zit er mee in zijn maag. Mogelijk kan de column van Bomans van de voorkant naar de populaire middenpagina verhuizen waar ook de rubriek Sociale Actualiteiten een plaats heeft? Bomans weigert en zal uiteindelijk helemaal bij de Volkskrant vertrekken.
25 jaar
In mei 1971 zijn Willem en Rie Sprenger 25 jaar getrouwd. In Casa 400 in Amsterdam, vlakbij de werkplek van Willem in de Wibautstraat, wordt dat gevierd met kinderen, familieleden en vrienden. Ook de buren van de Beethovenlaan Ad en Tiny van Teeseling en hun huisgenote Annie Schaatsenberg zijn aanwezig. Als buren delen ze al 20 jaar lief en leed. Ook Jan en Rie Goossens van de Hendrika van Tussenbroeklaan 9bis zijn van de partij. Toen Willem en Rie op de Joseph Haydnlaan kwamen wonen hebben Jan en Rie Goossens de Sprengers meteen hulp aangeboden bij de verhuizing en konden ze er ‘s avonds een hapje komen eten. Op het feest is er muziek van de Utrechtse musicus Paul Engel. In augustus van hetzelfde jaar is er nog een feestje, deze keer bij de Volkskrant. Willem Sprenger is 25 jaar in dienst. Op de receptie, waarbij ook zijn gezin aanwezig is, wordt Sprenger door hoofdredacteur Jan van der Pluijm in het zonnetje gezet.

Erkenning voor het werk van Willem Sprenger

Een veer op de hoed
In een ingezonden brief in 1969 van lezer F. Hogervorst uit Klimmen krijgt Sprenger een compliment: Graag een veer op de hoed van de heer Willem Sprenger. Het brengen van sociale actualiteiten in deze vorm is prima en een steun voor democratisch Nederland. U helpt hiermee zeer veel mensen een stukje op weg.
In 1972 ontvangt Sprenger de LOF- prijs van het Lucas-Ooms Fonds (sinds 1967) voor bijzondere prestaties in de journalistiek. De prijs is vernoemd naar Lucas en Ooms, de directeuren van uitgeverij De Spaarnestad. De prijs wordt in 1970 voor het eerst uitgereikt. In 1972 krijgt Willem Sprenger deze prijs in de categorie ‘Maatschappelijk en/of Sociaal Economisch’ voor zijn rubriek Sociale Actualiteiten in de Volkskrant. De jury heeft bewondering voor de manier waarop Sprenger de gewone burger wegwijs maakt in de gecompliceerde vraagstukken en regelingen op het gebied van de sociale wetgeving. Zijn rubriek wordt nuttig, informatief en correctief genoemd want zijn invloed en gezag maken hem tot een belangrijke schakel tussen de overheid en rechtzoekende burgers. Met hem ontvangen onder meer Godfried Bomans (postuum), Eddy Posthuma de Boer van de Avenue (in de categorie fotografie) en Peter van Straaten, tekenaar van het Parool voor zijn strip vader en zoon, de prijs. De LOF-prijs wordt nog steeds uitgereikt. Om hem te feliciteren met deze prijs krijgt Sprenger van zijn collega’s een tekening van Wim Boost getiteld Monument voor een sociaal verbeten strijder.

In 1972 worden een 30-tal ‘Sociale Actualiteiten’ die eerder in de Volkskrant verschenen over mensen die te maken krijgen met sociale verzekeringen en daarbij in de problemen komen gebundeld in het boekje Op een kwade dag knapte Piet af. Met tekeningen van Wim Boost. Bekend van zijn dagelijkse tekeningen op de voorkant van de Volkskrant onder pseudoniem WiBo, van 1951 tot 1983. De Volkskrant prijst het boekje (voor lezers van de krant tijdelijk voor 7 gulden) op 16 november 1972 als volgt aan:
De Tijd schrijft bij het verschijnen van de bundel: Sociaaleconomische journalistiek is- zo bewijst Sprenger met zijn veelgelezen rubriek- meer dan het informeren van de lezer over de alweer gewijzigde visies van het centraal planbureau, de nieuwste eisen van de vakbeweging of de klachten van de werkgevers. Hij zoekt het bij het ‘kleine’, het individu dat vastgelopen is in een wereld die een tikje meewarig en (onbegrijpelijke combinatie) toch soms ook nog ietwat jaloers spreekt over ‘trekkers’ van sociale uitkeringen.
In die tijd wordt Sprenger ook gevraagd om mee te werken aan Teleac (Televisie Academie)- cursussen over de sociale zekerheid en over de Bijstandswet. Voor deze laatste cursus schrijft hij in 1974 een begeleidend boek over De bijstand in de dagelijkse praktijk. Ook is hij gevraagd als adviseur van de IKON-radio.
In 1978 volgt een tweede boekje met een bundeling van zijn columns getiteld De chauffeur die niet mocht zweten. De titel verwijst naar het verhaal van een chauffeur die werd ontslagen omdat hij zo zweette. De Volkskrant: Wie Sprengers rubriek niet kent zal het misschien een wat raadselachtige titel vinden. Zijn trouwe lezers echter weten dat hij graag hun aandacht trekt met ‘koppen’ boven zijn kronieken die niet meteen helemaal duidelijk zijn. Wederom is deze uitgave geïllustreerd met tekeningen van Wim Boost. De bundel wordt aan trouwe lezers van de krant tijdelijk aangeboden voor f 9.75. Daarna is het te koop voor f 12.50. De Volkskrant: Er zullen onder de Volkskrantabonnees heel wat trouwe lezers zijn van de rubriek „Sociale Actualiteiten” van Willem Sprenger. ledere zaterdag weer doet Sprenger in die rubriek verslag van de lotgevallen van de mensen die recht hebben (of juist niet) op een sociale uitkering. Meestal zijn dat geen vrolijke verhalen. Maar Sprenger weet ze wel boeiend te vertellen. Het is daarom steeds weer een genoegen om ze — aan de zaterdagse ontbijttafel — te lezen.
Piet Gille, voorzitter van de Raad van Arbeid in Groningen noemt in de Volkskrant dit tweede boekje van Sprenger een aardig boekje met een bijna Carmiggelts-aandoende titel. Gille vervolgt: Als het recht een bos is, dan mag het socialeverzekeringsrecht zeker een oerwoud genoemd worden. De gemiddelde burger is volgens Gille veel te weinig op de hoogte van de sociale verzekeringen en de overheid schiet te kort met voorlichting maar…. Een gunstige uitzondering vormt Willem Sprenger die nu al jaren in de rubriek Sociale Actualiteiten van deze krant de dorre en ingewikkelde rechtspraak in de sociale verzekeringen weet terug te brengen tot simpele verhalen waarin de vaak tussen de molens van de uitvoeringsorganen gekraakte mens centraal staat. En: Wie het boekje doorbladert kan niet nalaten bewondering te krijgen voor de prettig leesbare wijze waarop Willem Sprenger aan de hand van een aantal uitspraken van de raden van beroep laat zien hoe kernbegrippen uit de sociale verzekeringswereld door de rechters steeds weer opnieuw worden uitgelegd in het licht van veranderende maatschappijopvattingen. Gille hoopt nog eens op een echt boek van Willem Sprenger naast deze verzameling van stukjes.
Ombudsman avant la lettre
Eind van de zomer van 1978 wordt Willem Sprenger ernstig ziek. Voor het eerst in 27 jaar moet hij wegens ziekte in augustus de Gemertse Studiedagen, traditioneel de aftrap binnen het NKV van het nieuwe werkseizoen, missen. In november 1978 levert hij, ziek thuis, zijn laatste bijdrage voor de Volkskrant over de op 12 november overleden Toon Middelhuis de oud-voorzitter van de KAB van 1952-1964. De necrologie lag al op de plank. Sprenger kende Middelhuis goed van zijn correspondentschap in Utrecht. Ze deelden ook hun werkplek in het Huis van de Arbeid op de Oudenoord.

Niet lang daarna overlijdt Willem Sprenger op 30 januari 1979 op 62-jarige leeftijd. Hij wordt opgebaard in de St Dominicuskerk waar ook de uitvaartdienst plaatsvindt. Sprenger was 33 jaar aan de Volkskrant verbonden. Hij was bij de krant begonnen toen de krant nog eigendom was van de KAB en maakte in 1965 mee dat de krant zijn katholieke jas uitdeed. Hoofdredacteur Jan van der Pluijm herdenkt Sprenger in de Volkskrant van 31 januari 1979 en noemt hem vooral een ombudsman, een ombudsman avant la lettre. Ook memoreert hij dat Sprenger de eerste contactman van de Volkskrant met de KAB was in Utrecht, destijds eigenaar van de krant. En hij vervolgt: Sprenger was een redacteur bij uitnemendheid en stelde het zich tot taak moeilijke zaken zo duidelijk te schrijven, dat iedereen ze kon begrijpen. Zijn grote werk was de rubriek Sociale Actualiteiten. Zijn grote kennis van de juridische regels op het gebied van de sociale wetgeving koppelde hij aan warmte, in het lokettenbos zette hij de mens voorop. Wim Sprenger, de eerste man van de Volkskrant op de Oudenoord, putte uit het contact met de vakorganisatie de inspiratie voor zijn veel geraadpleegde rubriek ‘Sociale Actualiteiten’.

Later in het jaar wordt Sprenger herdacht bij de start van de Gemertse Studiedagen, waar hij 27 jaar lang een trouw bezoeker was.

Een waardig opvolger van Sprenger is journalist Piet van Seeters, die ook opkomt voor de zwakkeren in de samenleving. Eerst als correspondent Utrecht, later in Amsterdam op de sociaaleconomische redactie waar hij ondermeer de vakbonden volgt.
Pauselijke onderscheiding

Echtgenote Rie is op het moment van overlijden van haar man 59 jaar en er wonen nog drie kinderen thuis waarvan er één net aan zijn eindexamen is begonnen en de jongste net op de middelbare school. Als de kinderen het huis uit zijn wordt het stil voor haar. Ze mist de reuring rond het werk van Wim en de drukte van de kinderen in huis. Gelukkig heeft ze nog wel haar contacten in de buurt en blijft ze tot op haar 65e actief in de onderlinge hulpverlening. In 1985 krijgt Rie de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia Et Pontifice voor al haar werk in de parochie uit handen van Pastoor Melkert. Een beloning voor haar jarenlange maatschappelijke betrokkenheid in de wijk. Ze zal nog tot februari 2010 op de Joseph Haydnlaan blijven wonen. Op 4 mei 2011 overlijdt Rie Sprenger op 92-jarige leeftijd in een verpleeghuis. Bij de ontruiming van het ouderlijk huis verzamelt zoon Jeroen alle documenten en foto’s over het leven van zijn ouders waaronder documenten uit de periode toen zijn vader correspondent in Utrecht was. Met zijn moeder heeft Jeroen een tiental gesprekken gevoerd. Hij publiceert de documenten van zijn vader en het verhaal over zijn moeder op zijn website als Correspondentie van een correspondent en Marie Sprenger-Hogenhout-meisje, moeder, mevrouw. Deze documenten vormen een belangrijke bron voor dit verhaal.
Met veel dank aan Jeroen Sprenger
Bronnen
Foto bovenaan: Willem Sprenger. Collectie Jeroen Sprenger.
Anna Wits, Gerdie Snellers, Janny Ruardy en Sam Dekkers, Onder Ons Gezegd, portret van de Utrechtse wijk Oog in Al. Utrecht 2018
Arjan den Boer, Concordia-gebouw: meer dan ‘pakhuis voor archiefkasten. DUIC 23 november 2017
Bettina van Santen, Lumax, de katholieke vakbondsdrukkerij in Utrecht. Utrecht 2005.
Frank van Vree, De metamorfose van een dagblad, Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant. Amsterdam 1996
Harry Peer, De Volkskrant 90 jaar en Een vertrouwelijk rapport op Het geheugen van de vakbeweging https://vakbondshistorie.nl
met daarin citaten van Jan van der Pluijm uit Terugblikken bij het vooruitzien, De Katholieke Arbeidersbeweging in herinneringen en beschouwingen, Baarn 1981
Han van Gessel en Jacques de Jong, Maurits Schmidt en zijn strijd voor verdrukten en ontrechten. Volksknar 83
Jacques de Jong, Het archief van Willem Sprenger openbaar. Volksknar 151
Jan Mertens, Mijn leven als vakbondsman en politicus, bewerkt door Arie Kuiper, Nijmegen 2004
Jeroen Sprenger, Correspondentie van een correspondent en Marie Sprenger-Hogenhout-meisje, moeder, mevrouw. https://www.jeroensprenger.eu
Jeroen Sprenger, St Eloy Het geheugen van de vakbeweging https://vakbondshistorie.nl/dossiers/st-eloy/
Martin Sommer, Krantebeest, J.M. Lücker, Triomf en tragiek van een courantier. Uitgeverij Balans Alphen aan de Rhijn 1993
Maurits Schmidt, In Memoriam Piet van Seeters. Volksknar 11
Maurits Schmidt, Te aardig voor vervelende gesprekken, Jeroen Sprenger over zijn vader, Volksknar 2014
Muriël Nohlmans, Anna Wits, Jelle van Zelst, Wij zijn Dominicanen, St. Dominicusschool 1956-2006. Utrecht 2006. Met daarin een bijdrage van Jeroen Sprengers, Van andermans leer is het goed riemen snijden.
Ton van Schaik, Het laatste gilde-altaar van Nederland, Sint Eloy in Oog in Al, Oud-Utrecht, februari 2019
Ton van Schaik en Otto Vervaart, Oog in Al, Wijk en Parochie, Jubileumuitgave Het Gesprek, Utrecht 2001
Delpher kranten, boeken en tijdschriften. https://www.delpher.nl/ waaronder De Volkskrant, Herstel, Ruim Zicht
Het Utrechts Archief
Het Geheugen/Delpher
Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen
Persoonlijk archief P.J.J. Mertens, inleiding. Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen
Stadsarchief Amsterdam
Leuk te lezen. Ik ben zelf stage verslaggever geweest bij Utrechts Nieuwsblad voor een kwartaal. Was heel interessant, en veel eenvoudiger dan het nieuws nu is.
Mooi om te lezen!
Wat een werk allemaal
Miep Wijnen- van Veenendaal
Geboren 1938 op de Franz Schubertstraat 21 Utrecht ( Oog in Al). Ik woon nu in Breda
Mooi verhaal! Interessant om zo meer te lezen over mijn Opa en Oma. Bedankt voor al jullie werk en inzet.
Mark